HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Jahwe sprak tot Mozes en Aäron aldus:
`Wijd Mij alle eerstgeborenen toe; alles wat bij de Israëlieten de moederschoot opent, mens of dier, behoort Mij toe.'
Mozes sprak tot het volk: `Blijf deze dag gedenken, de dag waarop u weggetrokken bent uit Egypte, het slavenhuis. Want met krachtige hand heeft Jahwe u weggeleid. Gezuurd brood mag niet gegeten worden.
Vandaag, op deze dag van de maand Abib, trekt u weg.
Als Jahwe u dan weggebracht heeft naar het land van de Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Chiwwieten en Jebusieten, een land van melk en honing, het land dat Hij u geven zal zoals Hij aan uw vaderen onder ede beloofd heeft, dan moet u steeds in deze maand deze plechtigheid blijven vieren.
Zeven dagen lang moet u ongezuurd brood eten, en op de zevende dag is het feest voor Jahwe.
Ongezuurd brood moet men eten, zeven dagen lang; iets wat gezuurd is mag bij u niet gevonden worden.
Op die dag moet u aan uw zoon deze uitleg geven: Dit staat in verband met wat Jahwe voor mij gedaan heeft toen ik wegtrok uit Egypte.
Het moet voor u een merk op de hand zijn en een gedachtenisteken tussen uw ogen, zodat Jahwe's wet altijd op uw lippen is. Want met sterke hand heeft Hij u weggeleid uit Egypte.
U moet dit voorschrift ieder jaar op de vastgestelde tijd onderhouden.
Als Jahwe u geleid heeft naar het land van de Kanaänieten, dat Hij u en uw vaderen onder ede beloofd heeft, en u dat land in bezit heeft gegeven,
dan moet u alles wat de moederschoot opent afstaan aan Jahwe. Elke mannelijke eerstgeborene van het vee behoort toe aan Jahwe.
Elk eerstgeboren jong van een ezel moet u loskopen met een lam. Wilt u het niet loskopen dan moet u het de nek breken. Iedere mannelijke eerstgeborene van uw kinderen moet u vrijkopen.
Als uw zoon u later vraagt wat dit betekent, dan moet u hem antwoorden: Met krachtige hand heeft Jahwe ons weggeleid uit Egypte, het slavenhuis.
Toen Farao hardnekkig weigerde ons te laten gaan, heeft Jahwe alle eerstgeborenen van Egypte gedood, zowel de eerstgeborenen van de mensen als die van het vee. Daarom offer ik al het mannelijke dat de moederschoot opent aan Jahwe en koop ik elke eerstgeboren zoon vrij.
Dit moet voor u een merk op de hand zijn en een gedachtenisteken tussen uw ogen; want met krachtige hand heeft Jahwe ons weggeleid uit Egypte.'
Toen Farao het volk had laten vertrekken liet God hen niet door het gebied van de Filistijnen gaan, hoewel deze weg korter is. Want als het volk aangevallen zou worden, dacht God, zou het spijt kunnen krijgen en terugkeren naar Egypte.
God liet het volk dus de omweg door de Rietzeewoestijn maken. Geheel tot de strijd uitgerust trokken de Israëlieten weg uit Egypte.
Mozes nam het gebeente van Jozef mee. Deze had de Israëlieten immers plechtig laten beloven dat te doen, toen hij zei: `Jahwe zal zeker eens genadig op u neerzien; neem dan mijn gebeente met u mee.'
De Israëlieten vertrokken van Sukkot en sloegen hun kamp op te Etam, aan de rand van de woestijn.
Jahwe ging voor hen uit; overdag in een wolkkolom, 's nachts in een vuurzuil om hun licht te zijn. Zo konden zij dag en nacht doortrekken.
Nooit week de wolkkolom overdag en de vuurzuil 's nachts van de spits van het volk.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge