• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
De hongersnood bleef het land zwaar teisteren.
Zodra zij het graan uit Egypte opgemaakt hadden, zei hun vader: `Jullie moeten nog eens proberen wat voedsel te kopen.'
Juda antwoordde: `Die man heeft ons uitdrukkelijk gewaarschuwd: Kom mij niet onder ogen zonder uw broer.
Als u dus onze broer met ons laat meegaan, zullen wij voedsel gaan kopen,
maar als u hem niet mee laat gaan, vertrekken wij niet. Want die man heeft ons gezegd: Kom mij niet onder ogen zonder uw broer.'
Israël antwoordde: `Waarom hebben jullie het mij zo moeilijk gemaakt door aan die man te vertellen dat je nog een broer hebt?'
Zij antwoordden: `Die man stelde ons allerlei vragen over onszelf en over onze familie. Hij vroeg: Leeft uw vader nog? Hebt u geen andere broer meer? Wij hebben hem alles naar waarheid verteld. Konden wij soms weten dat hij zou zeggen: Breng uw broer hier?'
Juda zei tot zijn vader Israël: `Laat de jongen gerust met mij meegaan en laat ons alstublieft vertrekken, dan blijven wij tenminste in leven en sterven wij niet met zijn allen, wij, uzelf en onze kleine kinderen.
Ik blijf borg voor hem: van mij moogt u hem terugeisen. Als ik hem niet bij u terugbreng en weer voor u plaats, sta ik mijn verdere leven bij u in de schuld.
Als wij niet zo lang gewacht hadden, waren wij al weer terug geweest.'
Toen zei hun vader Israël: `Als het niet anders kan, doe het dan zo: Neem het beste van het land in je zakken mee en bied het die man als geschenk aan: gom en honing, parfum en hars, pimpernoten en amandelen.
Neem ook twee keer zoveel geld mee, want ook het geld dat in je zakken teruggelegd was moet je mee terugnemen; misschien was het een vergissing.
En neem ook je broer dan maar mee, en ga opnieuw naar die man toe.
God Almachtig moge zorgen dat die man jullie goed ontvangt en dat hij je andere broer en Benjamin met jullie laat terugkeren. Als ik mijn kinderen toch moet verliezen, dan moet het maar zo zijn!'
Met de geschenken, met de dubbele som geld en ook met Benjamin trokken de mannen naar Egypte. Zij werden door Jozef ontvangen,
en toen deze zag dat Benjamin er ook bij was, zei hij tot zijn hofmeester: `Breng die mannen naar mijn huis, laat het nodige slachten en toebereiden, want zij zijn vanmiddag mijn gasten.'
De hofmeester deed wat Jozef hem opgedragen had en bracht de bezoekers naar diens paleis.
Maar de mannen werden bang, omdat zij naar het paleis van Jozef gebracht werden, en zeiden: `Ze houden ons hier vanwege het geld dat de vorige keer in onze zakken terechtgekomen is; ze willen ons overrompelen en overvallen, ons tot slaven maken en onze ezels in beslag nemen.'
Zij gingen dus naar de hofmeester van Jozef toe en spraken hem aan bij de ingang van het paleis.
Zij zeiden hem: `Met uw verlof, heer, wij zijn hier al eerder geweest om voedsel te kopen.
Maar toen wij ergens overnachtten en onze zakken opendeden, lag daar ieders geld boven in de zak, bij elk van ons het volle bedrag. Dat hebben wij nu mee teruggebracht,
en bovendien hebben wij ander geld meegenomen om voedsel te kopen. Wij weten niet wie dat geld in onze zakken gestopt heeft.'
Hij antwoordde: `Alles is in orde: wees maar niet bang. Uw God en de God van uw vader heeft een schat in uw zakken verborgen; uw geld heb ik wel degelijk ontvangen.' Hij bracht Simeon bij hen.
Toen leidde hij hen het paleis van Jozef binnen, gaf hun water om zich de voeten te wassen en liet voer halen voor de ezels.
Zij legden daarop hun geschenken gereed en bleven wachten tot Jozef 's middags thuiskwam, want zij hadden vernomen dat zij daar zouden blijven eten.
Toen Jozef binnenkwam, boden zij hem de geschenken aan die ze bij zich hadden en bogen zich voor hem neer tot op de grond.
Hij vroeg hoe het met hen ging en zei: `Hoe maakt het uw oude vader, over wie u mij gesproken hebt? Is hij nog goed gezond?'
Zij antwoordden: `Onze vader, uw dienaar, maakt het goed en is nog gezond.' Daarop knielden zij en bogen zich neer.
Toen hij rondzag en zijn jongste broer Benjamin bemerkte, de zoon van zijn moeder, zei hij: `En dat is dan uw jongste broer, over wie u mij gesproken hebt?' En hij zei: `God zij u genadig, mijn zoon.'
Toen trok Jozef zich haastig terug, want zijn hart was geroerd bij het zien van zijn broer en hij zocht een gelegenheid om zijn tranen de vrije loop te laten. Hij begaf zich naar zijn kamer en huilde daar uit.
voor hij de kamer verliet, waste hij zijn gezicht. Hij was zijn ontroering nu meester en beval de maaltijd op te dienen.
Men diende afzonderlijk op voor Jozef, afzonderlijk voor zijn broers en afzonderlijk voor de Egyptenaren die bij hem te gast waren, want het is de Egyptenaren niet mogelijk met Hebreeën samen te eten; zij hebben daar een afkeer van.
Toen de mannen, van de eerstgeborene af tot de jongste toe, op Jozefs aanwijzing een plaats kregen, precies volgens hun leeftijd, keken zij elkaar verwonderd aan.
Men gaf hun van de gerechten die op Jozefs tafel stonden, maar de portie van Benjamin was vijfmaal zo groot als die van de anderen. Zij dronken met hem en werden vrolijk.

Document

Naam: HEILIGE SCHRIFT
Willibrordvertaling 1975
Soort: Heilige Schrift
Datum:
Copyrights: © 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test