HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Hierna gebeurde het dat God Abraham op de proef stelde. Hij zei tot hem: `Abraham.' En hij antwoordde: `Hier ben ik.'
Hij zei: `Ga met Isaak, uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, naar het land van de Moria, en draag hem daar, op de berg die Ik u zal aanwijzen, als brandoffer op.'
De volgende morgen zadelde Abraham zijn ezel, nam twee knechten en zijn zoon Isaak met zich mee, en kloofde hout voor het brandoffer. Daarna begaf hij zich op weg naar de plaats die God hem aangewezen had.
Op de derde dag zag Abraham in de verte de plaats liggen.
Toen zei Abraham tot zijn knechten: `Jullie blijven hier bij de ezel; ik ga met de jongen daarginds heen. Nadat wij ons in aanbidding neergebogen hebben, komen wij weer terug.'
Daarop gaf Abraham zijn zoon Isaak het hout voor het brandoffer te dragen; zelf droeg hij het vuur en het offermes. Zo gingen zij samen op weg.
Toen zei Isaak tot zijn vader Abraham: `Vader.' Hij antwoordde: `Ja, mijn zoon.' Isaak zei: `Wij hebben wel vuur en hout, maar waar is het offerdier?'
Abraham antwoordde: `God zelf zal wel voor het offerdier zorgen, mijn zoon.' En samen gingen zij verder.
Toen zij de plaats bereikt hadden die God hem had aangewezen, bouwde Abraham daar een altaar, stapelde er het hout op, bond zijn zoon Isaak vast en legde hem op het altaar, boven op het hout.
Toen Abraham echter zijn hand uitstak naar het mes om daarmee zijn zoon de keel af te snijden,
riep de engel van Jahwe hem van uit de hemel toe: `Abraham, Abraham!'En hij antwoordde: `Hier ben ik.'
Hij zei: `Raak de jongen met geen vinger aan en doe hem niets! Ik weet nu dat gij god vreest, want gij hebt Mij uw zoon, uw enige, niet willen onthouden.'
Abraham keek om zich heen en bemerkte een ram, die met zijn horens in het struikgewas vastzat. Hij greep de ram en droeg die als brandoffer op, in plaats van zijn zoon.
Abraham noemde die plaats `Jahwe zal erin voorzien'; vandaar dat men nu nog zegt: `Op de berg van Jahwe zal erin voorzien worden.'
Toen riep de engel van Jahwe voor de tweede maal uit de hemel tot Abraham
en zei: `Bij Mijzelf heb Ik gezworen - spreekt Jahwe -, omdat gij dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige, niet hebt onthouden,
daarom zal Ik u overvloedig zegenen en uw nakomelingen even talrijk maken als de sterren aan de hemel en de zandkorrels op het strand van de zee. Uw nakomelingen zullen de poort van hun vijand bezitten.
Door uw nakomelingen komt zegen over alle volken van de aarde, omdat gij naar mijn stem hebt geluisterd.'
Daarop keerde Abraham naar zijn knechten terug; samen trokken zij naar Berseba. En Abraham bleef in Berseba wonen.
Na deze gebeurtenissen kreeg Abraham dit bericht: Ook Milka heeft aan uw broer Nachor zonen geschonken:
Us, zijn eerstgeborene, diens broer Buz, Kemuël, de vader van Aram,
Kesed, Chazo, Pildas, Jidlaf en Betuël,
die de vader werd van Rebekka. Deze acht kinderen schonk Milka aan Nachor, de broer van Abraham.
Hij had ook een bijvrouw, Reuma genaamd, en deze schonk het leven aan Tebach, Gacham, Tachas en Maaka.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge