En evenals de eerste keer heb ik mij voor Jahwe neergeworpen en ben ik veertig dagen en veertig nachten voor Hem blijven liggen zonder te eten of te drinken, vanwege de zonde die gij begaan hadt door tegen Jahwe's wil te handelen en daarmee zijn toorn op te wekken.
Ik heb daarop die stier, dat zondige maaksel van u, gegrepen, in het vuur gesmeten, in stukken geslagen en tot stof gemalen; en de as heb ik in de beek geworpen die van de berg stroomt.