De twee engelen kwamen tegen de avond te Sodom aan, terwijl Lot bij de stadspoort zat. Toen Lot hen zag aankomen, stond hij op, ging hun tegemoet, boog diep
en zei: `Ik bid u, mijne heren, neem uw intrek in het huis van uw dienaar en breng daar de nacht door; was uw voeten, dan kunt ge morgenochtend uw reis voortzetten.' Ze zeiden: `Neen, wij zullen buiten overnachten.'
Maar hij bleef zo aandringen dat ze bij hem hun intrek namen. Toen zij in zijn huis gekomen waren, richtte hij met ongezuurde broden die hij had laten bakken een maaltijd voor hen aan en zij aten ervan.
Zij hadden zich nog niet te rusten gelegd, toen de mannen van de stad, de Sodomieten, om het huis te hoop liepen, jong en oud, de hele bevolking, allemaal samen.
Zij riepen Lot en zeiden: `Waar zijn die mannen, die voor vannacht bij u hun intrek hebben genomen? Breng ze naar buiten, dan kunnen wij omgang met hen hebben.'
Luister eens; ik heb twee dochters, die nog nooit bij een man zijn geweest. Die wil ik wel naar buiten brengen; dan kunnen jullie met haar doen wat je wilt. Maar laat die mannen met rust, want zij staan onder de bescherming van mijn huis.'
Ze zeiden: `Ga opzij.' En ze voegden eraan toe: `Dat is hier als vreemdeling komen wonen en wil nog de wet voorschrijven ook. Het zal je nog slechter vergaan dan die anderen.' Heftig duwden zij Lot achteruit en wilden de deur al openbreken.