geen van de mannen die mijn heerlijkheid gezien hebben en de wondertekenen die Ik in Egypte en in de woestijn heb verricht, en die Mij wel tienmaal getart hebben door niet naar Mij te luisteren,
Maar mijn dienaar Kaleb was van een andere geest bezield en Mij steeds trouw gebleven. Daarom zal Ik heb in het land brengen waarin hij is doorgedrongen, en zijn nakomelingen zullen het bezitten.