Tot de overigen zeg ik, niet de Heer: wanneer een broeder een niet-gelovige vrouw heeft en deze stemt erin toe bij hem te blijven, mag hij haar niet verstoten.
Met de vrouw is de niet-gelovige man geheiligd en met de man de niet-gelovige vrouw; anders waren ook uw kinderen onrein, terwijl zij in werkelijkheid heilig zijn.