Maar de toorn van God openbaart zich en daalt uit de hemel neer over de goddeloosheid en ongerechtigheid van allen die door hun ongerechtigheid de waarheid onderdrukken.
Van de schepping der wereld af wordt zijn onzichtbaar wezen door de rede in zijn werken aanschouwd, zijn eeuwige macht namelijk en zijn godheid. Daarom zijn zij niet te verontschuldigen.
Want ofschoon zij God kennen, hebben zij God niet de hem toekomende eer en dank gebracht. Al hun denken is op niets uitgelopen en hun geest die het inzicht verwierp werd verduisterd.
De majesteit van de onvergankelijke God hebben zij verruild voor de afbeelding van de gestalte van een sterfelijk mens en van vogels en van viervoetige en kruipende dieren.
Zij hebben de goddelijke waarheid verruild voor de leugen, en de schepping geƫerd en aanbeden in plaats van de Schepper; Hij is gezegend in eeuwigheid! Amen.
Eveneens hebben de mannen de natuurlijke gemeenschap met vrouwen opgegeven en zijn in lust voor elkaar ontbrand: mannen plegen ontucht met mannen. Zo ontvangen zij aan den lijve het verdiende loon voor hun afdwaling.