Hij verbleef daar enige tijd, vertrok toen weer en maakte een rondreis achtereenvolgens door de landstreek Galatië en door Frygië om er alle leerlingen te sterken.
Hij had onderricht ontvangen in de weg des Heren, sprak vol geestdrift en gaf in bijzonderheden onderricht over alles wat Jezus betrof, hoewel hij alleen het doopsel van Johannes kende.
Ook begon hij vrijmoedig in de synagoge op te treden. Nadat Priscilla en Áquila hem gehoord hadden, namen ze hem mee en legden hem de weg van God nauwkeuriger uit.
Toen hij wilde doorreizen naar Achaïa, zonden de broeders aan de leerlingen een brief met het verzoek hem goed te ontvangen. Daar aangekomen was hij door zijn genadegave van veel nut voor de gelovigen,
aan wie hij vroeg: “Hebt gij de heilige Geest ontvangen toen ge het geloof hebt aangenomen?” Zij antwoordden: “Wij hebben niet eens gehoord dat er een heilige Geest bestaat.”
Paulus hernam: “Johannes diende een doopsel toe ten teken van bekering, maar zei aan het volk, dat ze moesten geloven in Wie na hem kwam, dat is Jezus.”