Bij hun aankomst te Jeruzalem werden zij ontvangen door de gemeente, de apostelen en de oudsten en zij verhaalden alles wat God met hun medewerking tot stand had gebracht.
Maar enige gelovigen, afkomstig uit de partij der Farizeeën, stonden op en verklaarden, dat men hen moest besnijden en hun opleggen de Wet van Mozes te onderhouden.
Na veel heen en weer gepraat nam Petrus het woord en sprak tot hen: “Mannen broeders, gij weet dat God reeds lang geleden mij onder u heeft uitgekozen, opdat de heidenen door mijn mond het evangeliewoord zouden horen en het geloof aannemen.
De hele vergadering zweeg en men luisterde naar Barnabas en Paulus, die van grote wondertekenen verhaalden die God door hen onder de heidenen gedaan had.