Jahwe, Gij hebt mij overgehaald; ik ben bezweken, Gij waart mij te sterk. Ik kan niet tegen U op. De hele dag lacht men mij uit, iedereen drijft de spot met mij.
Soms denk ik: Ik wil er niets meer van weten, ik spreek niet meer in zijn naam. Maar dan laait er een vuur op in mijn hart, het brandt in mijn gebeente. Ik doe alle moeite om het in bedwang te houden maar dat lukt me niet.
Ik hoor velen fluisteren: `Daar heb je `Ontzetting-overal'. Breng hem aan.' Ja, we brengen hem aan. Al mijn vrienden willen niets liever dan mij ten val brengen. Ze zeggen: `Misschien laat hij zich misleiden, dan overmeesteren we hem en kunnen we ons op hem wreken.'
Jahwe is bij mij als een machtig strijder. Mijn achtervolgers vallen neer, ze zullen niet overwinnen. Ze worden diep beschaamd, nooit bereiken ze niets. Hun schande duurt eeuwig, ze wordt nooit vergeten!
Jahwe van de hemelse machten, die alles rechtvaardig onderzoekt, die hart en nieren doorgrondt, laat mij zien hoe Gij u op hen wreekt. Ik heb immers mijn zaak in uw handen gelegd.