In de tijd van koning Josia zei Jahwe tegen mij: Hebt ge gezien wat Israël, de afvallige, gedaan heeft? Hoe ze op de bergen bij elke groene boom ontucht heeft bedreven?
Ze had gezien dat Ik Israël, de afvallige, om haar overspel had verstoten en haar de scheidingsbrief had gegeven. Maar haar zuster Juda, de trouweloze, liet zich daardoor niet afschrikken; ook zij gaf zich over aan ontucht.
Roep naar het noorden en zeg: Kom terug, afvallig Israël - godsspraak van Jahwe -, Ik ben niet kwaad meer op u. Neen, Ik ben genadig - godsspraak van Jahwe -, Ik blijf niet zinnen op wraak.
Erken alleen uw schuld, erken dat ge Jahwe, uw God ontrouw zijt geweest, dat ge u hebt afgegeven met vreemde goden onder elke groene boom, en naar Mij niet hebt geluisterd godsspraak van Jahwe -.