In die dagen bemerkte ik ook dat men in Juda op sabbat de wijnpers trad, dat men op ezels vrachten graan aanvoerde en ook wijn, druiven, vijgen en allerlei andere vrachten, en dat die op sabbat Jeruzalem binnenkwamen. Toen ze dat voedsel gingen verkopen gaf ik hun een waarschuwing.
Hebben uw vaders ook niet dergelijke dingen gedaan en heeft onze God daarom niet al die rampen over ons en onze stad gebracht? En wilt u nu opnieuw toorn over Israƫl afroepen door de sabbat te schenden?'
Toen het duister viel over de poorten van Jeruzalem en de sabbat aanbrak, beval ik de deuren te sluiten en ze niet te openen voordat de sabbat voorbij zou zijn. Ik plaatste mijn dienaren op de poorten om te voorkomen dat er op de sabbat koopwaar de stad zou binnenkomen.
Ik gaf ze een waarschuwing: 'Waarom brengt u de nacht door voor de muur? Als u dit weer doet, laat ik u inrekenen.' Sindsdien zijn ze op de sabbat niet teruggekeerd.
Ik gaf de levieten opdracht zich te reinigen en voortaan de poorten te bewaken en aldus te zorgen dat de sabbat niet meer werd ontheiligd. Mijn God, reken mij ook dit ten goede en heb medelijden met mij in uw grote barmhartigheid.