Paus Franciscus - 18 mei 2013
De derde vraag: “Ik zou u willen vragen, Heilige Vader, hoe kan ik, hoe kunnen wij allen een Kerk leven die arm en voor de armen is? Op welke manier stelt de lijdende mens een vraag aan ons geloof? Welke concrete en daadwerkelijke bijdrage kunnen wij, de lekenbewegingen en -verenigingen, geven aan de Kerk en aan de maatschappij om deze ernstige crisis te trotseren die de openbare ethiek betreft” – dit is belangrijk! – “het model voor ontwikkeling, de politiek, kortom een nieuw mens-zijn van mannen en vrouwen?”.
Ik kom terug op het getuigenis. Vóór alles, is het leven van het Evangelie de voornaamste bijdrage die we kunnen geven. De Kerk is geen politieke beweging, noch een goed georganiseerde structuur: dit is ze niet. Wij zijn geen NGO, en wanneer de Kerk een NGO wordt, verliest ze het zout, heeft ze geen smaak, is ze slechts een lege organisatie. En weest slim hierin, want de duivel bedriegt ons, want er is het gevaar van gericht te zijn op efficiëntie. Het is één ding om Jezus te prediken; efficiëntie, efficiënt zijn, is iets anders. Nee, dat is een andere waarde. De waarde van de Kerk is fundamenteel het Evangelie te leven en getuigenis te geven van ons geloof. De Kerk is het zout der wereld, is het licht van de wereld, en is geroepen om in de maatschappij het zuurdesem van het Rijk van God present te stellen en doet dat vóór alles met haar getuigenis, het getuigenis van de broederlijke liefde, de solidariteit, het delen. Wanneer men sommigen hoort zeggen dat de solidariteit geen waarde is, maar een “primaire houding” die moet verdwijnen… dat klopt niet! Dan denkt men aan een efficiëntie, die alleen werelds is. In momenten van crisis, zoals we nu meemaken – maar je hebt al gezegd dat “we in een wereld van leugens zijn” –, dit moment van crisis, laten we opletten, bestaat niet alleen uit een slechts economische crisis; het is geen culturele crisis. Het is een crisis van de mens: dat wat in crisis is, is de mens! En dat wat vernietigd kan worden is de mens! Maar de mens is het beeld van God! Daarom is het een diepe crisis! In dit moment van crisis kunnen we ons niet alleen met onszelf bezighouden, onszelf in eenzaamheid opsluiten, in de ontmoediging, in het gevoel van onmacht tegenover de problemen.Sluit u zich alstublieft niet in uzelf op! Dit is een gevaar: we sluiten onszelf op in de parochie, met onze vrienden, in de beweging, met hen die hetzelfde denken als wij… maar weet u wat er dan gebeurt? Wanneer de Kerk een in zichzelf gesloten Kerk wordt, wordt ze ziek, wordt ze ziek. Denkt aan een kamer die een jaar lang gesloten is geweest; wanneer je er binnen gaat, is er een vochtige lucht, zijn er zoveel dingen die niet goed zijn. Een in zichzelf gesloten Kerk is net zo: het is een zieke Kerk. De Kerk moet uit zichzelf treden. Waarheen? Naar de randen van het bestaan, waar deze ook mogen zijn, maar naar buiten treden. Jezus zegt ons: “Gaat uit over de hele wereld! Gaat! Preekt! Geeft getuigenis van het Evangelie!” Vgl. Mc. 16, 15 Maar wat gebeurt er wanneer iemand uit zichzelf naar buiten treedt? Dan kan gebeuren wat allen die het huis uitgaan en de straat op gaan kan overkomen: een ongeluk! Maar ik zeg u: ik heb duizend keer liever een Kerk die een ongeluk krijgt, in een ongeluk terecht komt, dan een Kerk die ziek is door in zichzelf gesloten te zijn. Gaat naar buiten, naar buiten! Denkt ook aan wat de Openbaring zegt. Die zegt iets moois: dat Jezus aan de deur staat en roept, roept om binnen te komen in ons hart. Vgl. Openb. 3, 20 Dit is de betekenis van de Openbaring. Maar stelt uzelf deze vraag: hoe vaak is Jezus binnen en klopt Hij aan de deur om eruit te gaan, naar buiten te gaan, en laten wij Hem niet naar buiten vanwege onze zekerheden, want vaak zijn wij opgesloten in tijdelijke structuren, die alleen dienen om ons slaven te maken, en geen vrije kinderen van God? In dit “naar buiten treden” is het belangrijk de ontmoeting op te zoeken; dit woord is voor mij heel belangrijk: de ontmoeting met de anderen. Waarom? Omdat het geloof een ontmoeting is met Jezus, en wij moeten hetzelfde doen als Jezus: de anderen ontmoeten. We leven in een cultuur van de botsing, een cultuur van de fragmentatie, een cultuur waarin ik weggooi wat ik niet kan gebruiken, de wegwerpcultuur. Maar op dit punt nodig ik u uit om na te denken – en het maakt deel uit van de crisis – aan de ouderen, die de wijsheid van een volk zijn, aan de kinderen… de wegwerpcultuur! Maar wij moeten de ontmoeting opzoeken en we moeten met ons geloof een “cultuur van de ontmoeting” scheppen, een cultuur van de vriendschap, een cultuur waarin we broeders vinden, waarin we ook kunnen praten met hen die niet denken zoals wij, ook met hen die een ander geloof hebben, die niet hetzelfde geloof hebben. Allen hebben ze iets met ons gemeen: zij zijn beeld van God, zijn kinderen van God. De ontmoeting met allen opzoeken, zonder te onderhandelen over waar wij bij horen. En nog een punt is belangrijk: met de armen. Als we uit onszelf naar buiten treden, vinden we de armoede. Vandaag de dag – het doet me pijn in het hart om het te zeggen – is het geen nieuws wanneer men een dakloze vindt die stierf van de kou. Vandaag is, misschien, een schandaal nieuws. Een schandaal: ah, dat is nieuws! Te denken dat zoveel kinderen niets te eten hebben – dat is vandaag geen nieuws. Dit is ernstig, dit is ernstig! Wij kunnen niet rustig blijven! “Ach, … zo is het nu eenmaal”. Wij kunnen geen ‘witte-boorden’-christenen worden, zulke te hoog opgeleide Christenen, die over theologische zaken spreken terwijl ze rustig thee drinken. Nee! Wij moeten moedige Christenen worden en op zoek gaan naar hen die werkelijk het lichaam van Christus zijn, hen die het lichaam van Christus zijn! Wanneer ik ga biechten – ik kan nog niet, want om naar buiten te gaan om te biechten… vanuit hier kun je niet naar buiten gaan, maar dit is een ander probleem – wanneer ik ging biechten in mijn vorige bisdom, kwamen er enkele mensen en ik stelde ze altijd deze vraag: “Maar, geeft u wel een aalmoes?” – “Ja, vader!”. “Ah, goed, goed.” En ik stelde hun er nog twee: “Zeg me eens, wanneer u een aalmoes geeft, kijkt u de man of vrouw aan wie u de aalmoes geeft dan in de ogen?” – “Oh, dat weet ik niet, ik heb er niet op gelet.” Tweede vraag: “En wanneer u een aalmoes geeft, raakt u dan de hand aan van degene aan wie u de aalmoes geeft, of werpt u hem of haar de munt toe? Dit is het probleem: het lichaam van Christus, het lichaam van Christus aanraken, deze pijn op ons nemen, voor de armen. De armoede is voor ons Christenen geen sociologische of filosofische of culturele categorie: nee, het is een theologische categorie. Ik zou zeggen, misschien de eerste categorie, want deze God, de Zoon van God, heeft zich vernederd, heeft zich arm gemaakt om met ons de weg te gaan. En dit is onze armoede, de armoede van het lichaam van Christus, de armoede die de Zoon van God ons gebracht heeft met zijn Menswording. Een Kerk die arm is voor de armen begint met naar het lichaam van Christus te gaan. Als wij naar het lichaam van Christus gaan, beginnen we iets te begrijpen, te begrijpen wat deze armoede is, de armoede van de Heer. En dit is niet makkelijk. Maar er is een probleem dat de Christenen geen goed doet: de geest van de wereld, de wereldse geest, de spirituele wereldsheid. Die brengt ons tot een zelfgenoegzaamheid, tot leven volgens de geest van de wereld en niet volgens die van Jezus. De vraag die u stelt: hoe moet men leven om deze crisis te trotseren, die de openbare ethiek, het ontwikkelingsmodel, de politiek betreft. Aangezien dit een crisis van de mens is, een crisis die de mens vernietigt, is het een crisis die de mens van de ethiek berooft. Als er in het openbare leven, in de politiek, geen ethiek is, een ethiek als uitgangspunt, is alles mogelijk en kan men alles doen. En we zien, wanneer we de kranten lezen, hoe het gebrek aan ethiek in het openbare leven de hele mensheid zoveel kwaad doet.