
Paus Franciscus - 27 juli 2013
Beste broers en zussen in Christus,
Als ik deze kathedraal vol zie met bisschoppen, priesters, seminaristen en religieuzen van over heel de wereld, denk ik aan de woorden uit de psalm van de H. Mis van vandaag: “Laat de volken U eren, O God” (Ps. 66).
Wij zijn inderdaad hier om de Heer te prijzen en dat doen we terwijl we ons verlangen opnieuw bevestigen om zijn instrumenten te zijn, opdat niet slechts enkele, maar alle mensen God mogen eren. Met dezelfde parrhesie, de vrijmoedigheid om te spreken, van Paulus en Barnabas, verkondigen wij het Evangelie aan onze jongeren, opdat zij Christus mogen ontmoeten en dat zij een meer verbroederde wereld bouwen. Ik wil graag bij drie aspecten van onze roeping stilstaan: we zijn geroepen door God, geroepen om het Evangelie te verkondigen en geroepen om de cultuur van ontmoeting uit te dragen.
Het is van belang een bewustzijn van onze goddelijke roeping opnieuw aan te wakkeren, welke we al te vaak als vanzelfsprekend beschouwen te midden van onze vele alledaagse verantwoordelijkheden: Jezus zegt “Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u.” (Joh. 15, 16). Dit betekent terugkeren naar de bron van onze roeping. Dus een bisschop, een priester, een religieus, een religieuze, een seminarist, mag niet vergeetachtig worden. Aan het begin van de reis van onze roeping is er een goddelijke uitverkiezing. Vraag naar de genade, vraag de Maagd. Ze had een goed geheugen, de genade om een goede herinnering te hebben aan dat eerste gesprek. Wij zijn geroepen door God en wij zijn geroepen met Jezus te zijn Vgl. Mc. 3, 14 , in Hem verenigd te zijn op een wijze zo diepgaand is dat we samen met de heilige Paulus kunnen zeggen: “Ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij” (Gal. 2, 20). Dit leven in Christus tekent in feite alles wat we zijn en alles wat we doen. En dit “leven in Christus” is precies wat de effectiviteit van ons apostolaat garandeert, dat onze dienst vrucht draagt: “Ik heb u de taak gegeven eropuit te gaan en vrucht te dragen, vruchten die blijvend zijn” (Joh. 15, 16). Het is niet pastorale creativiteit of vergaderingen of goede planning dat garandeert dat wij vrucht dragen, maar onze trouw aan Jezus, die aanhoudend zegt: “Blijf in Mij, zoals Ik in u” (Joh. 15, 4). En wij weten goed wat dit betekent: Hem overwegen, Hem aanbidden, Hem omarmen, in het bijzonder door onze trouw in een leven van gebed en in onze dagelijkse ontmoeting met Hem, die aanwezig is in de Eucharistie, in ons gebedsleven, in onze tijden van Aanbidding, en ook erkennen dit en omarmen hen die noodlijdend zijn. “Met” Christus zijn, isoleert ons niet van de ander, maar is een manier om anderen te ontmoeten. Dit herinnert aan de woorden van zalige Moeder Teresa van Calcutta: “We moeten heel trots zijn op onze roeping, omdat het ons de kans geeft Christus te dienen in de armen. Men moet naar de favelas, de cantegriles, de villas miseria gaan om Christus te zoeken en te dienen. We moeten naar hen toegaan zoals de priester naar het altaar gaat, met vreugde” Moeder Teresa van Calcutta, Moeders Instructies, I, p. 8. Tot zover de zalige. Jezus, de Goede Herder, is onze ware schat. Laten we proberen onze harten nog meer met het Zijne te verenigen. Vgl. Lc. 12, 34
Beste bisschoppen en priesters, velen van jullie, zo niet allen, vergezellen jullie jongeren naar de Wereld Jongerendagen. Zij hebben ook de opdracht van Jezus gehoord: “Ga en maak alle volken tot Mijn leerlingen”. Vgl. Mt. 28, 19 Het is onze verantwoordelijkheid om hen te helpen in hun harten het verlangen missionaire leerlingen van Jezus te zijn, te doen ontvlammen. Zeker, deze uitnodiging kan velen een beetje angst inboezemen, in de veronderstelling dat missionaris zijn betekent dat ze hun eigen huis, land, familie en vrienden moeten achterlaten. Go wil dat we zendelingen zijn. Waar gaan we heen? God liet me echter zien dat mijn missiegebied veel dichter bij huis was: mijn eigen land. Laten we onze jongeren helpen zich te realiseren dat de roeping om missionaire leerlingen te zijn voortvloeit uit ons doopsel en een essentieel deel is van wat het betekent om christen te zijn. We moeten hen ook helpen zich te realiseren dat we allereerst geroepen zijn te evangeliseren in onze eigen omgeving, onze scholen en werk en onder onze eigen familie en vrienden. Laten we geen moeite sparen onze jongeren te vormen! Waar zijn we? Leen ze een oor om te luisteren naar hun illusies - ze moeten aanhoord worden - om te lusiteren naar hun succes, om te lusiteren naar hun problemen. Je moet gaan zitten en luisteren, misschien steeds dezelfde inhoud, maar telkens met een andere geluid van verschillende identiteiten. Geduld om te luisteren! Dit is ook wat ik u vraag met heel mijn hart! In de biechtstoel, in de begeleiding als geestelijk leidsman. Laten we veel tijd met hen doorbrengen. Het zal veel kosten en is vermoeiend, heel vermoeiend! En het is veel meer de moeite waard om vervolgens van de oogst te genieten! Wat een verraad! Door de oogst zijn we in staat veel meer te genieten! Maar toch, Jezus vraagt het ons om serieus te zaaien. De heilige Paulus gebruikte, wanneer hij de christelijke gemeenschappen toesprak, een mooie uitdrukking die hij in zijn eigen leven gestalte gaf: “Ach kinderen, ik moet opnieuw weeën om u doorstaan, totdat ge de gestalte van Christus hebt aangenomen” (Gal. 4, 19). Laten we dit ook gestalte geven in ons eigen pastoraat! Laten we onze jongeren helpen de moed en de vreugde van het geloof te ontdekken, de vreugde persoonlijk door God bemind te worden, die zijn Zoon Jezus heeft gegeven voor onze verlossing. Laten we hen vormen in missie, in het eropuit gaan. Jezus deed dit met zijn eigen leerlingen: Hij hield ze niet onder zijn vleugels, zoals een hen haar kuikens. Hij zond hen uit! We kunnen onszelf niet opsluiten in onze parochies, onze gemeenschappen, als er zo veel mensen zitten te wachten op het Evangelie! Het is niet genoeg alleen de deur verwelkomend open te zetten, maar we moeten door die deur naar buiten gaan en de mensen ontmoeten! Laten we vol moed naar onze pastorale zorgen kijken, beginnend in de afgelegen gebieden met de mensen die het verste weg staan, met hen die gewoonlijk niet naar de Kerk gaan. Zij zijn ook genodigd aan de tafel van de Heer.
Geroepen door Jezus, geroepen om te evangeliseren en de derde, geroepen om de cultuur van ontmeoting te bevorderen. Helaas verspreid zich in vele gebieden, en in het algemeen door een humanistische economie, de cultuur van buitensluiten, van afwijzing. Er is geen plaats voor de ouderen of voor het ongewenste kind; er is geen tijd om te stoppen voor die arme op de hoek van de straat. Soms lijkt het dat voor sommige mensen menselijke relaties door twee moderne “dogma’s” worden bepaald: efficiëntie en pragmatisme. Beste bisschoppen, priesters en religieuzen en jullie, seminaristen die zich voorbereiden op het pastoraat: heb de moed tegen de stroom in te gaan. De moed hebben! Vergeet niet om vaak te mediteren: dat is voor mij ook goed. Pakken we het Eerste Boek van de Makkabeën en herinner we dat ze de cultuur van hun tijd wilden accepteren. "Nee...! Laat ons alleen! Laat ons alles eten, zoals de anderen doen... Mooi die wet, maar niet alles daarvan..." Uiteindelijk verlieten ze hun geloof en kwamen vast te zitten in die cultuur. Heb de moed om tegen deze cultuur van efficiency, de cultuur van het weggooien in te gaan. Ieder ontmoeten en verwelkomen, solidair - een woord dat is verborgen in deze cultuur, alsof het een vloek is - solidariteit en broederlijkheid: dit is wat onze maatschappij werkelijk menselijk maakt.
Wees dienaars van gemeenschap en van de cultuur van ontmoeting! Sta me toe te zeggen dat we hierin haast obsessief moeten zijn. We willen niet aanmatigend zijn en “onze waarheden” opdringen. Wat ons moet leiden is de nederige en toch vreugdevolle zekerheid van hen die zijn gevonden, geraakt en omgevormd door de Waarheid die Christus is, die altijd verkondigd moet worden. Vgl. Lc. 24, 13-35
Beste broers en zussen, we zijn geroepen door God, bij onze naam en voornaam, ieder van ons, geroepen om het Evangelie te verkondigen en geroepen met moed de cultuur van ontmoeting de verspreiden. Moge de heilige Maagd Maria ons een voorbeeld zijn. In haar leven was ze “een voorbeeld van die broederlijke liefde, waarmee allen bezield moeten zijn, die in de apostolische zending van de Kerk meewerken aan de wedergeboorte van de mensen”.2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 65 Laten we haar vragen ons te leren om elkaar iedere dag in Jezus te ontmoeten. En wanneer we doen alsof het niet bestaat omdat we zoveel dingen te doen hebben en het tabernakel verlaten, moge zij ons bij de hand nemen. Moge zij ons aanmoedigen om de vele broeders en zusters te ontmoeten die aan rand van de maatschappij staan, die hongeren naar God maar die niemand hebben die van Hem getuigen bij hun. Wil ons niet dwingen om uit onze huizen te gaan, maar moedig ons aan om erop uit te gaan om leerlingen van de Heer te zijn. Moge deze genade ons allen geschonken worden.