
Paus Franciscus - 24 mei 2015
Het bewustzijn van de ernst van de culturele en ecologische crisis moet worden vertaald in nieuwe gewoonten. Velen weten dat de huidige vooruitgang en het eenvoudig ophopen van objecten of genoegens niet voldoende zijn om zin en vreugde te geven aan het menselijk hart, maar zij voelen zich niet in staat af te zien van wat de markt hun biedt. In de landen die de grootste veranderingen in consumptiegewoonten tot stand zouden moeten brengen, hebben de jongeren een nieuwe ecologische gevoeligheid en een edelmoedige geest en sommigen van hen vechten op bewonderenswaardige wijze voor de bescherming van het milieu, maar zijn opgegroeid in een context van een zeer hoge consumptie en een welzijn dat het ontwikkelen van andere gewoonten bemoeilijkt. Daarom staan wij voor een educatieve uitdaging.
De opvoeding betreffende het milieu heeft haar doeleinden steeds meer verbreed. Was zij in het begin zeer gefocust op de wetenschappelijke informatie en de bewustwording en het voorkomen van risico’s voor het milieu, dan neigt zij nu ernaar een kritiek op de “mythen” van de moderne tijd, die gebaseerd zijn op de instrumentele rede (individualisme, onbeperkte vooruitgang, concurrentie, consumptisme, een markt zonder regels) erbij te betrekken en ook de verschillende niveaus van het ecologisch evenwicht in ere te herstellen: het innerlijk evenwicht met zichzelf, het solidaire evenwicht met de ander, het natuurlijke evenwicht met alle levende wezens, het geestelijke met God. De opvoeding betreffende het milieu zou ons erop moeten voorbereiden de sprong naar het Mysterie te maken waaraan een ecologische ethiek haar diepste zin ontleent. Anderzijds zijn er opvoeders die in staat zijn de pedagogische trajecten voor een ecologische ethiek opnieuw op te zetten, zodat zij effectief helpen te groeien in solidariteit, verantwoordelijkheid en zorg, gebaseerd op medeleven.
Deze opvoeding, die geroepen is een “ecologisch burgerschap” te creëren, beperkt zich er soms echter toe te informeren en slaagt er niet in gewoonten te doen rijpen. Het bestaan van wetten en normen is op de lange termijn niet voldoende om slecht gedrag te beperken, ook wanneer er een deugdelijke controle bestaat. Wil de juridische norm belangrijke en duurzame effecten ressorteren, dan is het noodzakelijk dat het merendeel van de leden van de maatschappij, uitgaande van juiste motiveringen, deze heeft geaccepteerd en overeenkomstig met een persoonlijke verandering reageert. Alleen door uit te gaan van het ontwikkelen van gedegen deugden is een zelfgave in een ecologisch engagement mogelijk. Als iemand zich gewoonlijk iets dikker kleedt in plaats van de verwarming aan te zetten, hoewel de eigen economische omstandigheden het hem mogelijk maken meer te verbruiken en uit te geven, dan veronderstelt dit dat hij overtuigingen en een gezindheid heeft verworven die gunstig zijn voor de zorg voor het milieu. Het is zeer nobel de taak op zich te nemen zorg te hebben voor de schepping in kleine dagelijkse handelingen en het is schitterend dat de opvoeding in staat is ze zodanig te motiveren dat ze een levensstijl gestalte geven. Opvoeding tot verantwoordelijkheid voor het milieu kan verschillende gedragingen bemoedigen die een directe en belangrijke invloed hebben op de zorg voor het milieu, zoals het vermijden van het gebruik van plastic of papieren materiaal, het terugbrengen van het waterverbruik, het scheiden van afval, alleen maar koken wat men redelijkerwijze zal kunnen eten, het zorgvuldig omgaan met de andere levende wezens, het gebruik van het openbaar vervoer of carpooling, het planten van bomen, zinloze verlichting uitdoen enzovoort. Dit alles maakt deel uit van een edelmoedige en waardige creativiteit, die het beste van het menselijk wezen laat zien. Iets hergebruiken in plaats zich er snel van te ontdoen op grond van diepe motieven kan een daad van liefde zijn die onze waardigheid tot uitdrukking brengt.
Men moet niet denken dat deze krachtsinspanningen de wereld niet zullen veranderen. Van deze handelingen gaat in de maatschappij een weldadigheid uit die steeds meer vruchten voortbrengt dan men kan constateren, omdat zij binnen deze aarde een weldadigheid tot stand brengen die steeds meer de neiging heeft zich, soms onzichtbaar, te verbreiden. Bovendien geeft dit gedrag ons het gevoel van onze waardigheid terug, brengt het ons tot een diepere existentiële diepgang, maakt het het ons mogelijk te ervaren dat het de moeite waard is op deze wereld te leven.
Er zijn verschillende terreinen van opvoeding: school, gezin, communicatiemiddelen, catechese en andere. Een goede schoolopvoeding in de jeugd en de adolescentie zaait wat het hele leven lang vruchten kan voortbrengen. Maar ik wil het centrale belang van het gezin onderstrepen, omdat “het de plaats is waar het leven, dat een gave van God is, op passende wijze kan worden ontvangen en kan worden beschermd tegen de veelvuldige aanvallen waaraan het is blootgesteld, en zich kan ontwikkelen volgens de vereisten van een authentieke menselijke groei. Tegenover de zogenaamde cultuur van de dood vormt het gezin de zetel van de cultuur van het leven”. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 39 In het gezin worden de eerste gewoonten van liefde en zorg voor het leven aangekweekt, zoals bijvoorbeeld een juist gebruik van de dingen, orde en netheid, respect voor het lokale ecosysteem en de bescherming van alle schepselen. Het gezin is de plaats van integrale vorming, waar de nauw aan elkaar gerelateerde verschillende aspecten van de persoonlijke rijping zich ontplooien. In het gezin leert men zonder onbeschaamdheid toestemming te vragen, “dank je wel” te zeggen als uitdrukking van een diep gevoelde waardering voor de dingen die wij krijgen, agressie of hebzucht te bedwingen en om excuus te vragen, wanneer wij iets verkeerds doen. Deze kleine gestes van oprechte beleefdheid helpen een cultuur van samen gedeeld leven en van respect voor wat ons omgeeft, op te bouwen.
De politiek en de verschillende verenigingen komt het toe zich in te spannen voor de vorming van het geweten. Dit komt ook de Kerk toe. Alle christelijke gemeenschappen hebben een belangrijke rol te vervullen in deze opvoeding. Ik hoop evenzo dat op onze seminaries en in de religieuze huizen van vorming men opvoedt tot een verantwoordelijke soberheid, tot een erkentelijke beschouwing van de wereld, tot de zorg voor de broosheid van de armen en het milieu. Daar er veel op het spel staat, hebben wij, zoals er instellingen die macht hebben, om tegen aanvallen op het milieu boetes op te leggen, er evenzeer behoefte aan onszelf te controleren en elkaar op te voeden.
In deze context “mag de relatie die er is tussen een geëigende esthetische opvoeding en de bescherming van een gezond milieu ... niet worden verwaarloosd”. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Internationale Dag voor de Vrede 1 januari 1990, Vrede met God, de Schepper, vrede met de gehele schepping (8 dec 1989), 14 Aandacht schenken aan schoonheid en deze liefhebben helpt ons buiten een utilitaristisch pragmatisme te treden. Wanneer men niet leert stil te blijven staan om het schone te bewonderen en te waarderen, is het niet vreemd dat alles verandert in een object dat men zonder scrupules mag gebruiken of misbruiken. Als men wil komen tot diepgaande veranderingen, moet men voor ogen houden dat denkmodellen werkelijk van invloed zijn op gedragingen. De opvoeding zal ondoelmatig zijn en alle krachtsinspanningen onvruchtbaar, als men er geen zorg voor draagt ook een nieuw model te verspreiden betreffende de mens, het leven, de maatschappij en de relatie met de natuur. Anders zal het consumptistische model dat door de communicatiemiddelen en de doeltreffende marktmechanismen wordt doorgegeven, zich blijven ontwikkelen.