Paus Franciscus - 24 mei 2015
Wij zijn geen God. De aarde was er al, voordat wij er waren en is ons gegeven. Dat staat het toe een antwoord te geven op een beschuldiging die wordt ingebracht tegen het joods-christelijke denken: er is gezegd dat men, uitgaande van het verhaal van Genesis, dat ertoe uitnodigt de aarde te onderwerpen Vgl. Gen. 1, 28 , een wilde exploitatie van de natuur zou bevorderen door een beeld van het menselijk wezen als heerser en verwoester te presenteren. Dit is niet een juiste interpretatie van de Bijbel, zoals de Kerk die verstaat. Ook al is het waar dat de Christenen soms de Schriften op een onjuiste wijze hebben geïnterpreteerd, dan moeten wij vandaag met kracht afwijzen dat uit het feit dat wij geschapen zijn naar het beeld van God en uit de opdracht om de aarde te onderwerpen niet een absolute heerschappij over de andere schepselen mag worden afgeleid. Het is belangrijk de Bijbelteksten met een juiste hermeneutiek in hun context te lezen en eraan te herinneren dat zij ons uitnodigen de tuin van de wereld “te bebouwen en te bewaken”. Vgl. Gen. 2, 15 Terwijl “bebouwen” betekent een terrein ploegen en bewerken, wil “bewaken” zeggen beschermen, verzorgen, behoeden, bewaren, toezicht houden. Dat houdt een relatie in van verantwoordelijke wederkerigheid tussen menselijk wezen en natuur. Iedere gemeenschap kan van de goedheid van de aarde nemen wat hij nodig heeft voor eigen overleven, maar zij heeft ook de plicht haar te beschermen en de continuïteit van haar vruchtbaarheid voor de toekomstige generaties te waarborgen. Ten slotte, “aan God behoort de aarde” (Ps. 24, 1), aan Hem behoort “de aarde met al wat erop is” (Deut. 10, 14). Daarom wijst God iedere pretentie van absoluut bezit af: “Verkoop van land mag terugkoop niet uitsluiten, want het land behoort aan Mij; gij zijt er vreemdelingen en gasten” (Lev. 25, 23).