Paus Franciscus - 24 november 2013
Jezus, de verkondiger van het Evangelie bij uitstek en het Evangelie in persoon, identificeert zich in het bijzonder met de kleinsten. Vgl. Mt. 25, 40 Dit herinnert ons eraan da wij Christenen allen geroepen zijn om zorg te dragen voor de meest brozen van de aarde. Echter, in het van kracht zijnde model “van succes” en “privé-recht” lijkt het geen zin te hebben erin te investeren dat degenen die achter blijven, de zwakken of de minder begaafden, hun weg kunnen vinden in het leven.
Het is absoluut noodzakelijk aandacht te schenken aan nieuwe vormen van armoede en broosheid, waarin wij geroepen zijn de lijdende Christus te herkennen, ook als dit ons blijkbaar geen tastbare en onmiddellijke voordelen brengt: de daklozen, de drugsverslaafden, de vluchtelingen, de noodlijdende volken, de steeds eenzamere en in de steek gelaten ouderen enz. De migranten vormen voor mij een bijzondere uitdaging, omdat ik herder ben van een Kerk zonder grenzen, die zich moeder van allen voelt. Daarom spoor ik de landen aan tot een edelmoedige openheid, die in plaats van de vernietiging van de lokale identiteit te vrezen in staat is nieuwe culturele syntheses te scheppen. Hoe mooi zijn de steden die ongezond wantrouwen weten te overwinnen en hen die anders zijn, integreren en die van die integratie een nieuwe factor van ontwikkeling maken! Hoe mooi zijn de steden die ook in hun architectonisch plan vol ruimtes zijn die verbinden, relaties tot stand brengen, de erkenning van de ander bevorderen!
Mij heeft de situatie van hen die voorwerp van verschillende vormen van mensenhandel zijn, altijd verdriet gedaan. Ik zou willen dat men luisterde naar de kreet van God die ons allen vraagt: “Waar is uw broer?” (Gen. 4, 9). Waar is uw broeder slaaf? Waar is hij die je iedere dag aan het doden bent in de kleine clandestiene fabriek, in het net van de prostitutie, in de kinderen die je gebruikt voor bedelarij, in hem die stiekem moet werken, omdat zijn papieren niet in orde zijn? Wij doen, alsof er niets aan de hand is. Er zijn vele vormen van medeplichtigheid. De vraag geldt allen! In onze steden heeft deze maffiose en perverse misdaad wortel geschoten en velen hebben handen die druipen van het bloed vanwege een gemakzuchtige en zwijgende medeplichtigheid.
Dubbel zo arm zijn de vrouwen die leven in een situatie van uitsluiting, mishandeling en geweld, omdat zij vaak minder mogelijkheden hebben om hun rechten te verdedigen. Wij vinden onder hen echter ook voortdurend de meest bewonderenswaardige gebaren van dagelijks heldendom in de verdediging van en de zorg voor de broosheid van hun gezinnen.
Onder deze zwakken, voor wie de Kerk in het bijzonder zorg wil dragen, zijn ook de ongeboren kinderen, die de meest kwetsbaren en onschuldigen van allen zijn, aan wie men vandaag de menselijke waardigheid wil ontzeggen om met hen te doen wat men wil door hun het leven te ontnemen en een wetgeving te bevorderen, zodat niemand dat kan verhinderen. Om de door de Kerk ondernomen verdediging van het leven van de ongeborenen vrolijk belachelijk te maken, zorgt men vaak ervoor haar stellingname voor te stellen als iets ideologisch, obscurantistisch en conservatiefs. Dit verdedigen van het ongeboren leven is echter ten nauwste verbonden met het verdedigen van ieder menselijk recht. Het veronderstelt de overtuiging dat een menselijk wezen altijd heilig en onschendbaar is, in iedere situatie en iedere fase van zijn ontwikkeling. Een mens is een doel op zich en nooit een middel om andere moeilijkheden op te lossen. Als deze overtuiging wegvalt, blijven er geen hechte en duurzame fundamenten over voor de verdediging van de rechten van de mens, die altijd onderhevig zouden zijn aan de toevallige conventies van de machthebbers van het ogenblik. Alleen de rede is voldoende om de onschendbare waarde van elk menselijk leven te erkennen, maar als wij hiernaar ook vanuit het geloof kijken, “schreeuwt iedere schending van de persoonlijke waardigheid voor het aanschijn van God om wraak en neemt de gestalte aan van een belediging van de Schepper van de mens”. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 37
Juist omdat het een kwestie is die te maken heeft met de innerlijke samenhang van onze boodschap over de waarde van de menselijke persoon, moet men niet verwachten dat de Kerk haar standpunt verandert ten opzichte van deze kwestie. Ik wil wat dit betreft, volslagen eerlijk zijn. Dit is geen onderwerp dat onderhevig is aan vermeende hervormingen of “moderniseringen”. Het is niet progressief te pretenderen de problemen op te lossen door een menselijk leven te elimineren. Het is echter ook waar dat wij weinig hebben gedaan om op gepaste wijze de vrouwen te begeleiden die zich in zeer moeilijke omstandigheden bevinden, waar abortus zich aan hen voordoet als een snelle oplossing voor hun diepe angsten, vooral wanneer het leven dat in hen groeit, is ontstaan als gevolg van geweld of in een context van uiterste armoede. Wie kan zulke droevige omstandigheden niet begrijpen?
Er zijn andere broze en weerloze wezens die vaak aan de genade van economische belangen of van willekeurig gebruik overgeleverd blijven. Ik verwijs naar het geheel van de schepping. Als menselijke wezens zijn wij niet louter begunstigden, maar behoeders van de andere schepselen. Door middel van onze lichamelijke werkelijkheid heeft God ons zo nauw met de wereld die ons omgeeft, verbonden dat de woestijnvorming van de bodem als het ware een ziekte is voor ieder en wij mogen klagen over het uitsterven van een soort, als was het een verminking. Laten wij het niet toelaten dat er in ons spoor tekenen van verwoesting en dood achterblijven die ons leven en dat van de toekomstige generaties treffen. Vgl. Bisschoppensynodes, Propositiones van de 13e Gewone Bisschoppensynode over de nieuwe evangelisatie (27 okt 2012), 56 In deze zin maak ik mij de mooie en profetische klacht eigen die verschillende jaren geleden de bisschoppen van de Filipijnen tot uitdrukking hebben gebracht: “Een ongelooflijke verscheidenheid aan insecten leefde in het bos en zij waren bezig met iedere soort van eigen taak (...). De vogels vlogen in de lucht, hun schitterende veren en hun verschillende gezangen voegden kleur en melodieën toe aan het groen van de bossen (...) God heeft dit land, zijn bijzondere schepselen voor ons gewild, maar niet opdat wij het konden verwoesten en veranderen in een woestijnachtig gebied (...) Kijk na één nacht regen naar de chocoladebruine rivieren van jouw omgeving en denk eraan dat zij het levende bloed van de aarde naar de zee wegbrengen (...) Hoe zullen de vissen in riolen zoals de rio Pasig en zoveel andere rivieren die wij hebben vervuild, kunnen zwemmen? Wie heeft de wonderlijke wereld van de zee veranderd in kerkhoven onder water zonder leven en kleur?” Filipijnen, What is happening to our beautiful Land? (29 jan 1988)
Klein, maar sterk in de liefde van God, zoals de heilige Franciscus, zijn wij allen als Christenen geroepen de zorg op ons te nemen voor de broosheid van het volk en de wereld waarin wij leven.