Paus Franciscus - 24 november 2013
Evenals het gebod “gij zult niet doden” een duidelijke grens stelt om de waarde van het menselijk leven te verzekeren, moeten wij vandaag “nee tegen een economie van uitsluiting en ongelijkheid” zeggen. Deze economie doodt. Het is toch niet mogelijk dat het feit dat een oudere die ertoe is gebracht op straat te leven, doodvriest, geen opzien baart, terwijl een waardevermindering met twee punten op de beurs dat wel doet. Dat is uitsluiting. Men kan niet meer het feit verdragen dat men voedsel weggooit, wanneer er mensen zijn die honger lijden. Dat is ongelijkheid. Vandaag valt alles onder het spel van de competitiviteit en de wet van de sterkste, waar de machtige de zwakkere eet. Als gevolg van deze situatie zien grote massa’s van de bevolking zich uitgesloten en gemarginaliseerd: zonder werk, zonder vooruitzichten, zonder uitweg. Men beschouwt het menselijk wezen in zichzelf als een consumptiegoed dat men kan gebruiken en vervolgens weggooien. Wij hebben een “wegwerpcultuur” ingevoerd, die zelfs wordt bevorderd. Het gaat niet meer eenvoudigweg om het verschijnsel van uitbuiting en onderdrukking, maar om iets nieuws: met de uitsluiting wordt het behoren tot de maatschappij waarin men leeft, in zijn wortel zelf aangetast, aangezien men zich niet bevindt in de onderste lagen, of aan de rand ervan of zonder macht is, maar erbuiten staat. De uitgeslotenen zijn geen “mensen die worden uitgebuit”, maar vuilnis, “afval”.