Paus Franciscus - 24 november 2013
De vreugde van het Evangelie, die het leven vult van de gemeenschap van de leerlingen, is een missionaire vreugde. De twee en zeventig leerlingen die vol blijdschap van de zending terugkeren Vgl. Lc. 10, 17 , ervaren deze. Jezus, die het uitjubelt van vreugde in de Heilige en de Vader prijst, omdat zijn openbaring tot de armen en de kleinsten komt Vgl. Lc. 10, 21 , beleeft deze. De eersten die zich bekeren bij het aanhoren van de prediking van de apostelen “ieder in zijn eigen taal” (Hand. 2, 6) met Pinksteren, voelen deze verwondering. Deze vreugde is een teken dat het Evangelie is verkondigd en vrucht aan het dragen is. Maar zij heeft altijd de dynamiek van een exodus en een gave, van een buiten zichzelf treden, van een op weg zijn en een steeds opnieuw, steeds verder zaaien. De Heer zegt: “Laten we ergens anders heen gaan, naar de dorpen in de omtrek, opdat Ik ook daar kan prediken. Daartoe immers ben ik uitgegaan!” (Mc. 1, 38). Wanneer het zaad op een plaats is gezaaid, houdt Hij zich daar niet langer op om beter uit te leggen of om nog meer tekenen te doen, maar brengt de Geest Hem ertoe om naar andere dorpen te vertrekken.