Paus Franciscus - 19 juni 2013
Dierbare broeders en zusters, goeie dag !
Vandaag blijf ik bij een andere uitdrukking staan waarmee het Tweede Vaticaans Concilie de natuur van de Kerk aanduidt: die van het lichaam; het concilie zegt dat de Kerk het Lichaam van Christus is. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 7
Ik zou willen uitgaan van een tekst uit de Handelingen van de Apostelen die wij goed kennen: de bekering van Saul, die nadien Paulus zal heten, één van de grootste verkondigers van het Evangelie. Vgl. Hand. 9, 4-5 Saul is een christenvervolger, maar op weg naar de stad Damascus wordt hij plots door licht omgeven, hij valt ter aarde en hoort een stem die hem zegt: “Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?”. Hij vraagt: “Wie zijt gij, Heer?” en de stem antwoordt: “Ik ben Jezus, die gij vervolgt” (Hand. 9, 3-5). Deze ervaring van de heilige Paulus zegt ons hoe diep de eenheid is tussen ons, christenen, en Christus. Wanneer Jezus ten hemel stijgt, laat Hij ons niet als wezen achter, doch door de gave van de Heilige Geest is onze eenheid met Hem nog inniger geworden. Het Tweede Vaticaans Concilie zegt over Jezus: “door hun zijn Geest mee te delen, heeft Hij zijn broeders, die Hij uit alle volkeren heeft samengeroepen, op geheimvolle wijze tot zijn lichaam gemaakt.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 7
Het beeld van het lichaam helpt ons deze diepe band tussen de Kerk en Christus begrijpen, die de heilige Paulus bijzonder in de Eerste Brief aan de Korintiërs heeft ontwikkeld. Vgl. 1 Kor. 12 Het lichaam herinnert ons vooreerst aan een levende werkelijkheid. De Kerk is geen liefdadigheidsorganisatie, noch een culturele of politieke organisatie, maar een levend lichaam, onderweg en werkzaam in de geschiedenis. En dit lichaam heeft een hoofd, Jezus, die het leidt, voedt en onderhoudt. Het is een punt dat ik zou willen benadrukken: als men het hoofd scheidt van de rest van het lichaam, kan de mens in zijn geheel niet overleven. Zo is het ook met de Kerk: wij moeten altijd inniger met Jezus verbonden zijn. Meer nog: zoals het belangrijk is dat het levenssap door het lichaam gaat opdat het zou leven, zo moeten wij ook toelaten dat Jezus in ons werkzaam is, dat Zijn woord ons leidt, dat Zijn eucharistische aanwezigheid ons voedt en bezielt, dat Zijn liefde ons de kracht geeft onze naaste lief te hebben. En dat, altijd! Altijd, altijd! Dierbare broeders en zusters, laten wij met Jezus verenigd blijven, stellen wij ons vertrouwen op Hem, richten wij ons leven naar het Evangelie, voeden wij ons leven door dagelijks gebed, het beluisteren van het Woord en deelname aan de Sacramenten.