4 december 1963
Wil men deze middelen goed gebruiken, dan moeten allen, die er zich van bedienen, vóór alles de zedelijke normen kennen en deze op dit gebied trouw in praktijk brengen. Zij moeten daarom letten op de inhoud van hetgeen geboden wordt, overeenkomstig het karakter van elk publiciteitsmiddel. Zij moeten tevens rekening houden met alle bijkomende factoren en omstandigheden van de publicatie of uitzending, waardoor de morele waarde ervan een wijziging of zelfs een totale verandering kan ondergaan, zoals het doel, het publiek, de plaats, de tijd en dergelijke. Hiertoe behoort onder meer de typische werkwijze van elk publiciteitsmiddel, nl. zijn suggestieve kracht, die zo groot kan zijn, dat het publiek, vooral bij onvoldoende voorbereiding, moeilijk in staat is deze kracht te onderkennen, zich ertegen te verzetten en ze, zo nodig, af te wijzen.