4 december 1963
Teneinde te voorzien in de bovengenoemde behoeften, moeten bijtijds priesters, religieuzen en ook leken worden opgeleid, die de nodige bekwaamheid bezitten om de publiciteitsmiddelen in dienst te stellen van apostolische doeleinden.
Vooral met het oog op de artistieke, wetenschappelijke en morele vorming van de leken moeten er meer scholen, faculteiten en instituten worden opgericht, waar journalisten, scenarioschrijvers, schrijvers voor radio en televisie en andere betrokkenen een volledige beroepsopleiding kunnen ontvangen in christelijke geest, vooral met betrekking tot de sociale leer van de Kerk. Ook toneelacteurs moeten opgeleid en gesteund worden om door hun kunst op passende wijze van nut te kunnen zijn voor de menselijke samenleving. Tenslotte moet er worden gezorgd voor critici op het gebied van literatuur, film, radio, televisie en dergelijke critici, die elk voor zich hun vak uitstekend verstaan en die worden gevormd en gestimuleerd om besprekingen te geven, waarin het zedelijk aspect altijd het juiste reliëf krijgt.