
4 december 1963
Een ernstige morele verantwoordelijkheid aangaande het juiste gebruik van de publiciteitsmiddelen rust op de journalisten, de auteurs, de acteurs, de regisseurs, de producenten, de agenten, de propagandisten, de exploitanten en verkopers, op de critici en op alle anderen, die hoe dan ook, betrokken zijn bij de productie en bij de uitzendingen. Want het is duidelijk, welke zware verplichtingen zij allen hebben in het moderne leven, omdat zij door hun informatie en propaganda de mensen op de goede weg kunnen brengen of in het verderf kunnen storten.
Zij zullen dus hun economische, politieke of artistieke belangen zó moeten regelen, dat deze nooit in botsing komen met het algemeen welzijn. Om hierin gemakkelijker te slagen is het aan te bevelen, dat zij zich aansluiten bij hun eigen beroepsorganisatie, die van hun leden bij de activiteit en de plichten van hun beroep, respect eisen voor de moraal, eventueel door een belofte tot het onderhouden van een bepaalde gedragslijn.
Laten zij nooit vergeten, dat een groot deel van de lezers en kijkers wordt gevormd door jongeren, die lectuur en voorstellingen nodig hebben, waarvan een gezonde ontspanning uitgaat en die hun geest richten op hogere idealen. Zij moeten er ook voor zorgen, dat publicaties en uitzendingen met een godsdienstig karakter worden toevertrouwd aan hoogstaande en vakkundige personen, en met passende eerbied worden uitgevoerd.