
Paus Franciscus - 29 mei 2013
Dierbare broeders en zusters, goeie dag!
Congregatie voor de Clerus
Priesters in de dienst van de Goddelijke Barmhartigheid
Ondersteuning voor biechtvaders en geestelijk leidsmannen (9 maart 2011) heb ik de diepe band onderlijnd tussen de Heilige Geest en de Kerk. Vandaag zou ik enkele catecheses willen wijden aan het mysterie van de Kerk, een mysterie dat wij allen beleven en waarvan wij deel uitmaken. Ik zou het willen doen aan de hand van teksten van het Tweede Vaticaans Concilie.
De eerste catechese, vandaag: de Kerk als Gods familie.
De laatste maanden heb ik meerdere keren verwezen naar de parabel van de verloren zoon of beter van de barmhartige vader. Vgl. Lc. 15, 11-32 De jongste zoon verlaat het vaderlijk huis, verkwist alles en besluit terug te keren omdat hij beseft dat hij verkeerd gehandeld heeft, doch hij beschouwt zich niet meer waardig erkend te worden als zoon en hij denkt opnieuw binnen te mogen als dienstknecht. Zijn vader daarentegen, loopt hem tegemoet, omhelst hem, geeft hem zijn waardigheid als zoon terug en viert feest. Deze parabel, zoals andere in het Evangelie, toont Gods plan met de mensheid heel duidelijk.
Wat is dat plan van God? Van ons allen één familie te maken van Zijn kinderen, waarin ieder Hem nabij voelt en door Hem bemind, zoals in de parabel van het Evangelie, en waarin ieder de warmte van Gods familie voelt. In dat grote plan vindt de Kerk haar oorsprong: zij is geen organisatie, ontstaan door een overeenkomst tussen enkele mensen, maar zoals Paus Benedictus XVI zo dikwijls zei, is zij juist door dit Goddelijk liefdesplan ontstaan dat zich geleidelijk in de geschiedenis realiseert. De Kerk ontstaat uit het verlangen van God om alle mensen tot gemeenschap met Hem te roepen, tot liefde met Hem, zelfs om in Zijn Goddelijk leven te delen zoals Zijn eigen kinderen. De term “Kerk”, van het Grieks “ekklesia”, betekent “bijeenroeping”: God roept ons samen, spoort aan uit ons individualisme te treden, uit onze neiging op onszelf terug te plooien en roept ons op om van Zijn familie deel uit te maken. En deze roeping vindt haar oorsprong in de schepping zelf. God heeft ons geschapen opdat wij in een diepe vriendschapsrelatie met Hem zouden leven; en zelfs als de zonde deze relatie met Hem, de anderen en de schepping verbroken heeft, heeft God ons niet in de steek gelaten. Heel de heilsgeschiedenis is de geschiedenis van God die op zoek is naar de mens, die hem Zijn liefde aanbiedt, hem opwacht. Hij heeft Adam geroepen om vader van een menigte te zijn, Hij heeft het volk van Israël uitgekozen om een verbond te sluiten dat alle volken omvat, en in de volheid van de tijd heeft Hij Zijn Zoon gezonden opdat Zijn plan van liefde en heil zich zou realiseren in een nieuw en eeuwig verbond met heel de mensheid. Wanneer wij de Evangelies lezen, zien wij dat Jezus een kleine gemeenschap rond zich verzamelt, die Zijn woord aanvaardt, Hem volgt, Zijn weg deelt, Zijn familie wordt, en met deze kleine gemeenschap bereidt Hij de Kerk voor en bouwt Hij haar op.
Wanneer manifesteert de Kerk zich? Wij hebben het twee zondagen geleden gevierd: zij manifesteert zich wanneer de gave van de Heilige Geest het hart van de apostelen vervult, hen stuwt om naar buiten te gaan en op weg te gaan om het Evangelie te verkondigen en Gods liefde te verspreiden.
Ook vandaag zeggen sommigen: “Christus ja, de Kerk nee”. Zoals mensen die zeggen: “ik geloof in God, maar niet in de priesters”. Doch het is juist de Kerk die ons Christus geeft en ons tot bij Hem brengt; de Kerk is de grote familie van de kinderen Gods. Zeker, zij heeft nog menselijke aspecten; degenen die haar samenstellen – herders en gelovigen – hebben gebreken, onvolmaaktheden, zonden; ook de paus en hij heeft er veel, maar het mooie is dat als wij beseffen zondaars te zijn, wij Gods barmhartigheid vinden die altijd vergeeft. Vergeet dat niet: God vergeeft altijd en ontvangt ons in Zijn liefde die vergeeft en barmhartig is. Sommigen zeggen dat de zonde een belediging is van God, maar ze is ook een gelegenheid zich te vernederen om te beseffen dat er iets mooier is: Gods barmhartigheid. Denk daar aan.