Paus Franciscus - 7 april 2013
Dierbare broeders en zusters,
Het is mijn vreugde voor de eerste keer de Eucharistie te vieren in deze basiliek van Lateranen, de kathedraal van de bisschop van Rome. Ik begroet u allen zeer genegen: de kardinaal vicaris, de hulpbisschoppen, de diocesane geestelijkheid, de diakens, mannelijke en vrouwelijke religieuzen en alle lekengelovigen. Ik groet ook mijnheer de burgemeester van Rome, zijn echtgenote en alle autoriteiten. Laat ons samen in het licht gaan van de verrezen Heer.
In het Evangelie van vandaag is het juist Gods barmhartigheid die de apostel Thomas ervaart en zij heeft een concreet gelaat, dat van Jezus, van de verrezen Jezus. Thomas vertrouwt niet wat de andere apostelen hem zeggen: “Wij hebben de Heer gezien”; Jezus’ belofte: Ik zal op de derde dag verrijzen, volstaat niet voor hem. Hij wil zien, hij wil zijn hand in de tekenen van de nagelen en de zijde leggen. En hoe reageert Jezus? Met geduld: Jezus laat Thomas, die koppig blijft in zijn ongeloof, niet in de steek; Hij geeft hem een week tijd, Hij sluit Zijn deur niet, Hij wacht. En Thomas erkent zijn armzaligheid, zijn klein geloof. “Mijn Heer en mijn God”: door deze eenvoudige maar van geloof vervulde aanroeping, beantwoordt hij Jezus’ geduld. Hij laat zich in Gods barmhartigheid wikkelen, hij ziet haar aan in de wonden van de handen en voeten, in de open zijde, en vindt het vertrouwen terug: hij is een nieuwe mens, niet langer ongelovig, maar gelovig.
En denken wij ook terug aan Petrus: drie keer verloochent hij Jezus, juist op het ogenblik dat hij Hem het meest nabij zou moeten zijn; en op de bodem ontmoet hij Jezus’ blik die hem, geduldig, zonder woorden, zegt: Petrus, heb geen angst van uw zwakheid, heb vertrouwen in Mij. En Petrus begrijpt, voelt de liefdesblik van Jezus en weent. Hoe mooi is hij, die blik van Jezus – wat een tederheid! Broeders en zusters, laten wij nooit het vertrouwen verliezen in de geduldige barmhartigheid van God!
Denken wij aan de twee leerlingen van Emmaüs: een bedroefd gelaat, vruchteloos op weg, zonder hoop. Maar Jezus laat hen niet in de steek: Hij gaat met hen mee, en dat niet alleen! Met geduld verklaart Hij hen wat in de Schriften op Hem betrekking heeft en Hij blijft bij hen eten. Dat is de stijl van God: Hij is niet ongeduldig zoals wij, wij die dikwijls alles willen en onmiddellijk, ook als het om mensen gaat. God heeft geduld met ons omdat Hij ons liefheeft, en wie liefheeft, begrijpt, hoopt, geeft vertrouwen, laat niet in de steek, blaast geen bruggen op, kan vergeven. Denken wij daar in ons christenleven aan: God wacht altijd op ons, ook als wij van Hem zijn weggegaan! Hij is nooit ver en als wij tot Hem terugkeren, is Hij bereid ons te omhelzen.
De parabel van de barmhartige Samaritaan maakt altijd grote indruk op mij omdat zij me altijd veel hoop geeft. Stel u de jonge zoon voor in het huis van zijn vader, hij werd bemind; nochtans wil hij zijn deel van de erfenis; hij gaat weg, verkwist alles, geraakt tot op de grond, verder weg van zijn vader; en wanneer hij in de put zit, heeft hij heimwee naar de warmte van het vaderhuis en keert terug. En de vader? Is hij zijn zoon vergeten? Nee, nooit. Hij is er, hij bemerkt hem van op afstand, hij wachtte elke dag op hem, elk moment: hij heeft de zoon altijd in zijn hart bewaard, ook toen hij hem in de steek liet, ook toen hij heel zijn bezit, t.t.z. zijn vrijheid, verkwanseld had; de vader heeft geen ogenblik opgehouden met geduld en liefde, hoop en erbarmen aan hem te denken, en van zodra hij hem ziet – hij is nog ver, loopt hij hem tegemoet en omhelst hem teder, Gods tederheid, zonder een woord van verwijt: hij is terug! Dat is de vreugde van een vader: de omhelzing van zijn zoon omvat heel zijn vreugde. God wacht altijd op ons, Hij wordt het niet moe. Jezus toont ons dit barmhartig geduld van God opdat wij opnieuw vertrouwen en hoop zouden vinden, altijd! Romano Guardini zei dat God onze zwakheid beantwoordt met geduld en dat is de reden van ons vertrouwen, onze hoop Vgl. Romano Guardini, Glaubenserkenntnis. Würzburg 1949, p. 28. Het is als een dialoog tussen onze zwakheid en Gods geduld. Laten we deze dialoog hoopvol voeren.
Ik zou een ander element willen onderlijnen: het geduld van God moet in ons de moed vinden om naar Hem terug te keren, ongeacht de fout, de zonde in ons leven. Jezus nodigt Thomas uit de hand in de wonden van Zijn handen, voeten en zijde te leggen. Ook wij kunnen in de wonden van Jezus binnengaan, wij kunnen Hem werkelijk aanraken; en dat gebeurt telkens wij de sacramenten gelovig ontvangen. In een mooie homilie zegt de heilige Bernardus: “Door (Jezus’) wonden kan ik de honing van deze rots proeven en de olie die uit de zeer harde steen vloeit Vgl. Deut. 32, 13 , dat wil zeggen proeven en zien hoe goed de Heer is”. H. Bernardus van Clairvaux, Over het Hooglied. 61, 4 Juist in Jezus’ wonden zijn wij veilig, daar manifesteert zich de immense liefde van Zijn Hart. Thomas had het begrepen. De heilige Bernardus vraagt zich af: waarop kan ik rekenen? Op mijn verdiensten? Doch “mijn verdienste, is (...) de barmhartigheid van de Heer en zolang de barmhartigheid niet in gebreke is, zal het mij nooit aan verdienste ontbreken. Als Gods barmhartigheid toeneemt, worden mijn verdiensten talrijk”. H. Bernardus van Clairvaux, Over het Hooglied. 61, 5
Dit is belangrijk: de moed om mij over te geven aan Jezus’ barmhartigheid, op Zijn geduld te vertrouwen, altijd in de wonden van Zijn liefde te schuilen. De heilige Bernardus komt ertoe te zeggen: “Maar wat zal er gebeuren als ik mij tal van fouten te verwijten heb? ‘Waar de zonde heeft gewoekerd, werd de genade mateloos’ (Rom. 5, 20)”. H. Bernardus van Clairvaux, Over het Hooglied. 61, 5 Iemand zou misschien kunnen denken: mijn zonde is zo groot, mijn verwijdering van God zoals die van de jongste zoon uit de parabel, mijn ongeloof als dat van Thomas; ik heb de moed niet om terug te keren, te denken dat God mij kan aanvaarden en op mij wacht. Doch God wacht op u, Hij vraagt u alleen de moed tot Hem te komen. Hoe dikwijls heeft men mij in mijn pastoraal ambt gezegd: “Vader, ik heb veel gezondigd”; en ik zei dan steeds: “Vrees niet, ga naar Hem, Hij verwacht u, Hij zal alles doen”. Welke wereldse aanbiedingen horen wij vandaag rondom ons, maar laten wij ons grijpen door die van God, de Zijne is een liefdevolle streling. Voor God zijn wij geen nummers, wij zijn belangrijk, of beter, wij zijn het belangrijkste dat Hij heeft; zelfs als zondaars zijn wij wat Hem het nauwst aan het hart ligt.
Na zijn zonde voelde Adam schaamte, hij voelde zich naakt, hij voelde het gewicht van wat hij gedaan had; en toch laat God hem niet in de steek: als op dat moment door de zonde de ballingschap weg van God begint, is er reeds de belofte van terugkeer, de mogelijkheid terug te keren tot God. God vraagt onmiddellijk: “Adam, waar zijt ge?”, Hij zoekt hem. Jezus is naakt tot ons gekomen, Hij heeft de schaamte van Adam op zich genomen, de naaktheid van zijn zonde om onze zonde af te wassen: door Zijn wonden werden wij genezen. Herinner u die van de heilige Paulus: waarop zou ik roemen tenzij op mijn zwakheid, op mijn armzaligheid? In het feit mijn zonde te voelen, mijn zonde te zien, kan ik werkelijk Gods barmhartigheid, Zijn liefde zien en ontmoeten en tot Hem gaan om er vergeving over te krijgen.
In mijn persoonlijk leven heb ik dikwijls Gods barmhartige gelaat, Zijn geduld gezien; ik zag ook veel mensen die de moed hadden in Jezus’ wonden binnen te gaan en die zeiden: Heer, hier ben ik, wil mijn armoede aanvaarden, verberg mijn zonde in Uw wonden, was ze met Uw Bloed. En ik heb altijd gezien dat God dit deed, dat Hij aanvaardde, bemoedigde, waste, beminde.
Dierbare broeders en zusters, laten wij ons door Gods barmhartigheid omhullen; rekenen wij op Zijn vertrouwen dat ons altijd tijd geeft; laat ons de moed hebben naar Zijn huis terug te keren, in de wonden van Zijn liefde te verblijven, door ons door Hem te laten beminnen, Zijn barmhartigheid in de Sacramenten te ontmoeten. Wij zullen Zijn tederheid ervaren, het is zo mooi, wij zullen voelen dat Hij ons omhelst en ook wij zullen bekwamer worden tot barmhartigheid, geduld, vergeving, liefde.