Paus Franciscus - 28 maart 2013
Lezingen tijdens de Chrismamis:
Beste broeders en zusters,
Met vreugde vier ik voor de eerste maal de Chrismamis als bisschop van Rome. Ik groet u van harte, bijzonder u, beste priesters, die vandaag met mij de dag van uw priesterwijding herdenkt.
De heilige gewaden van de hogepriester zijn rijk aan symbolen. Eén daarvan is, dat de namen van de zonen van Israël gegraveerd werden in de onyx-stenen, die prijkten op de schouderstukken van de efod (de voorloper van ons huidige kazuifel): zes namen op de steen op de rechterschouder, en zes op de linker. Vgl. Ex. 28, 6-14 Ook op het borstschild stonden de namen van de twaalf stammen van Israël gegraveerd. Vgl. Ex. 28, 21 Dit betekent dat de priester bij het celebreren het volk, dat hem is toevertrouwd, op de schouders draagt en in het hart geprent heeft. Telkens wanneer we ons met het eenvoudige misgewaad bekleden, kan het ons helpen om daarbij de last van het gelovige volk op onze schouders en in ons hart te voelen en ook de heiligen en martelaars (en daarvan zijn er ook in onze tijd velen!) voor ogen te houden.
Een goed priester kan men herkennen aan de wijze waarop zijn volk gezalfd wordt; dat is een duidelijke aanwijzing. Wanneer de mensen die ons toevertrouwd werden, gezalfd zijn met de olie der vreugde, kan men dat goed zien – bijvoorbeeld wanneer de gelovigen uit de Mis komen met de gelaatsuitdrukking van mensen, die een heuglijke boodschap vernomen hebben. De gelovigen houden ervan, wanneer het Evangelie op zo'n wijze gepredikt wordt, dat men de zalving kan ervaren. De gelovigen houden ervan dat het Evangelie, dat we verkondigen, een boodschap heeft voor hun leven van elke dag en dat de zalfolie van Aäron tot aan de 'zoom' van ons bestaan reikt. Het Evangelie dient ook de grenssituaties en 'randgebieden' te verlichten, daar waar de gelovigen sterker overgeleverd zijn aan de invloed van diegenen, die het geloof willen teniet doen. De mensen zullen ons dankbaar zijn, omdat ze aanvoelen dat we de concrete situaties van hun leven van elke dag meegenomen hebben in ons gebed – hun lijden en hun vreugden, hun angst en hoop. Wanneer ze gewaarworden dat de goede geur van de Gezalfde, de goede geur van Christus, door ons heen tot hun komt, zullen ze zich bemoedigd voelen om ons datgene toe te vertrouwen, waarvan ze wensen dat het tot bij de Heer komt: 'Bid voor mij, want ik zit met deze moeilijkheid', 'zegen mij', 'bid voor mij'. Dit alles zijn aanwijzingen, dat de zalving de zoom van het gewaad bereikt heeft, want ze is omgevormd tot een smeekgebed van het volk. Wanneer we in een dergelijke verhouding staan tot God en tot zijn volk, wanneer de genade door ons heen stroomt, dan zijn we priester: middelaar tussen God en de mensen. Wat ik zou willen beklemtonen, is dat we de genade steeds weer moeten laten opleven. We dienen te trachten in elke vraag van onze mensen – soms ongepast, soms puur materieel of zelfs banaal (tenminste, dat is slechts schijnbaar zo!) – intuïtief het verlangen te onderkennen naar deze zalving met olie, want de gelovigen weten dat we die bezitten. We dienen ons een vorm van intuïtief aanvoelen en herkennen eigen te maken, zoals onze Heer het verlangen aanvoelde, toen de vrouw die aan bloedvloeiingen leed de zoom van zijn mantel aanraakte. Deze episode van Jezus, te midden van de mensen, die zich van alle kanten om Hem verdrongen, verzinnebeeldt Aäron, bekleed met de priesterlijke gewaden en gezalfd met olie, die afdruipt op de gewaden. Het is een verborgen schoonheid, die alleen zichtbaar was omdat de vrouw die aan bloedvloeiingen leed, keek met de ogen van het geloof. Zelfs de leerlingen – toekomstige priesters! – waren niet in staat te zien en te begrijpen. Van de 'existentiële periferie' zien ze alleen de uiterlijke gegevenheden: het is een menigte, die van alle kanten om Jezus heen dringt, zodat Hij bijna verstikt wordt. Vgl. Lc. 8, 42 De Heer echter bespeurt de kracht van de Goddelijke zalving, die de boord van zijn gewaad bereikt.
Amen.