• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

WEES HERDERS MET DE GEUR VAN UW KUDDE
Chrismamis - St. Pietersbasiliek, Rome

Beste broeders en zusters,

Met vreugde vier ik voor de eerste maal de Chrismamis als bisschop van Rome. Ik groet u van harte, bijzonder u, beste priesters, die vandaag met mij de dag van uw priesterwijding herdenkt.

De lezingen en de psalm spreken ons over 'gezalfde personen': de Dienaar van God bij Jesaja, koning David en Jezus, onze Heer. Deze drie hebben gemeen dat de zalving, die ze ontvangen, bestemd is om het gelovige volk Gods te zalven, in wiens dienst ze staan; hun zalving is voor de armen, de gevangenen, de onderdrukten. Psalm 133 geeft een zeer mooi beeld van dit 'bestaan ten dienste van', waarvoor het chrisma symbool staat: 'Als kostelijke olie, die van het hoofd afdruipt op de baard, de baard van Aäron, en neervalt op de boord van zijn gewaad'. (Ps. 133,2) Het beeld van het chrisma, de olie waarmee gezalfd wordt, die van de baard van Aaron vloeit tot op de zoom van zijn gewaad, is een symbool van de priesterlijke zalving. Door bemiddeling van de persoon die gezalfd wordt, reikt deze tot aan het uiteinde van het universum, dat gesymboliseerd wordt door het 'gewaad'.

De heilige gewaden van de hogepriester zijn rijk aan symbolen. Eén daarvan is, dat de namen van de zonen van Israël gegraveerd werden in de onyx-stenen, die prijkten op de schouderstukken van de efod (de voorloper van ons huidige kazuifel): zes namen op de steen op de rechterschouder, en zes op de linker. Vgl. Ex. 28, 6-14 Ook op het borstschild stonden de namen van de twaalf stammen van Israël gegraveerd. Vgl. Ex. 28, 21 Dit betekent dat de priester bij het celebreren het volk, dat hem is toevertrouwd, op de schouders draagt en in het hart geprent heeft. Telkens wanneer we ons met het eenvoudige misgewaad bekleden, kan het ons helpen om daarbij de last van het gelovige volk op onze schouders en in ons hart te voelen en ook de heiligen en martelaars (en daarvan zijn er ook in onze tijd velen!) voor ogen te houden.

De schoonheid van de liturgische gebruiksvoorwerpen is niet enkel franje en plezier in mooie gewaden, maar het is een uitdrukking van de tegenwoordigheid van onze God, die een weerschijn vindt in zijn volk, dat levend is en vertroost werd. We gaan nu over van de beschouwing van de gewaden naar de handeling zelf. De kostbare olie, waarmee het hoofd van Aäron gezalfd wordt, verleent niet enkel aan hem een goede geur, maar breidt zich uit tot aan de 'randgebieden'. De Heer zegt het uitdrukkelijk: zijn zalving is voor de armen, de gevangenen, de zieken en voor hen die verdrietig en eenzaam zijn. De zalving, beste broeders, is er niet om ons met een goede geur te omgeven, en al helemaal niet om ze in een pot te bewaren, want dan wordt de olie ranzig … en het hart bitter.

Een goed priester kan men herkennen aan de wijze waarop zijn volk gezalfd wordt; dat is een duidelijke aanwijzing. Wanneer de mensen die ons toevertrouwd werden, gezalfd zijn met de olie der vreugde, kan men dat goed zien – bijvoorbeeld wanneer de gelovigen uit de Mis komen met de gelaatsuitdrukking van mensen, die een heuglijke boodschap vernomen hebben. De gelovigen houden ervan, wanneer het Evangelie op zo'n wijze gepredikt wordt, dat men de zalving kan ervaren. De gelovigen houden ervan dat het Evangelie, dat we verkondigen, een boodschap heeft voor hun leven van elke dag en dat de zalfolie van Aäron tot aan de 'zoom' van ons bestaan reikt. Het Evangelie dient ook de grenssituaties en 'randgebieden' te verlichten, daar waar de gelovigen sterker overgeleverd zijn aan de invloed van diegenen, die het geloof willen teniet doen. De mensen zullen ons dankbaar zijn, omdat ze aanvoelen dat we de concrete situaties van hun leven van elke dag meegenomen hebben in ons gebed – hun lijden en hun vreugden, hun angst en hoop. Wanneer ze gewaarworden dat de goede geur van de Gezalfde, de goede geur van Christus, door ons heen tot hun komt, zullen ze zich bemoedigd voelen om ons datgene toe te vertrouwen, waarvan ze wensen dat het tot bij de Heer komt: 'Bid voor mij, want ik zit met deze moeilijkheid', 'zegen mij', 'bid voor mij'. Dit alles zijn aanwijzingen, dat de zalving de zoom van het gewaad bereikt heeft, want ze is omgevormd tot een smeekgebed van het volk. Wanneer we in een dergelijke verhouding staan tot God en tot zijn volk, wanneer de genade door ons heen stroomt, dan zijn we priester: middelaar tussen God en de mensen. Wat ik zou willen beklemtonen, is dat we de genade steeds weer moeten laten opleven. We dienen te trachten in elke vraag van onze mensen – soms ongepast, soms puur materieel of zelfs banaal (tenminste, dat is slechts schijnbaar zo!) – intuïtief het verlangen te onderkennen naar deze zalving met olie, want de gelovigen weten dat we die bezitten. We dienen ons een vorm van intuïtief aanvoelen en herkennen eigen te maken, zoals onze Heer het verlangen aanvoelde, toen de vrouw die aan bloedvloeiingen leed de zoom van zijn mantel aanraakte. Deze episode van Jezus, te midden van de mensen, die zich van alle kanten om Hem verdrongen, verzinnebeeldt Aäron, bekleed met de priesterlijke gewaden en gezalfd met olie, die afdruipt op de gewaden. Het is een verborgen schoonheid, die alleen zichtbaar was omdat de vrouw die aan bloedvloeiingen leed, keek met de ogen van het geloof. Zelfs de leerlingen – toekomstige priesters! – waren niet in staat te zien en te begrijpen. Van de 'existentiële periferie' zien ze alleen de uiterlijke gegevenheden: het is een menigte, die van alle kanten om Jezus heen dringt, zodat Hij bijna verstikt wordt. Vgl. Lc. 8, 42 De Heer echter bespeurt de kracht van de Goddelijke zalving, die de boord van zijn gewaad bereikt.

Zo moeten ook wij erop uit trekken, om onze zalving in de praktijk te brengen, haar macht en haar verlossende werkzaamheid: in de 'randgebieden', waar lijden heerst en bloedvergieten; blindheid, die verlangt naar het licht; we moeten daarheen gaan waar zovele slechte heersers mensen gevangen houden. We ontmoeten de Heer niet in het bezig-zijn met onszelf of in een herhaalde introspectie. Zelfhulpgroepen kunnen zinvol zijn bij moeilijkheden in het leven, maar wanneer we ons priesterleven doorbrengen met voortdurend over te gaan van de ene cursus en methode naar de andere, dan lopen we het gevaar Pelagianen te worden en de kracht van de genade te verwaarlozen. De genade echter wordt actief en neemt toe in de mate dat wij er gelovig op uit trekken, om onszelf weg te schenken en aan anderen het Evangelie te brengen; om het beetje zalfolie, dat we bewaren, te schenken aan diegenen die helemaal niets hebben. De priester, die slechts weinig uit zich naar buiten treedt, die weinig zalft – ik zeg niet: 'helemaal niet', want Godzijdank wordt de zalving ons door de gelovigen uit handen getrokken – doet tekort aan het beste van het volk; aan datgene, wat het priesterhart doet ontvlammen. Wie niet uit zich naar buiten treedt, wordt een tussenhandelaar in plaats van een middelaar: een beheerder. We kennen het onderscheid tussen beiden: de tussenhandelaar en de beheerder 'hebben reeds hun loon ontvangen'. Omdat ze hun eigen huid en hun hart niet mee op het spel zetten, ontvangen ze ook geen liefdevolle dankzegging, die uit het hart komt. Juist hieruit komt de ontevredenheid voort van sommigen, die steeds droever worden: droeve priesters, een soort verzamelaars van antiquiteiten of van nieuwlichterijen. Ze zijn geen herders 'met de geur van hun schapen'. Dat verzoek ik u: wees herders met de geur van uw schapen; dat men hun kan ruiken – herders te midden van hun kudde en mensenvissers. Het is waar, dat de zogenoemde identiteitscrisis van de priester, die samengaat met een cultuurcrisis, ons allen bedreigt. Wanneer we echter de golven van deze crisis kunnen breken, zullen we in de Naam van de Heer kunnen uitvaren naar de volle zee en de netten uitwerpen. Het is goed, dat de werkelijkheid ons ertoe dwingt daarheen te gaan waar datgene wat we uit genade zijn, ook eenduidig als zuivere genade verschijnt: naar de zee van de huidige wereld, waar alleen de zalving telt – en niet de functie – en waar de netten alleen vrucht dragen wanneer we ze uitwerpen in de naam van diegene op wie we ons vertrouwen gesteld hebben: Jezus.
Beste gelovigen, wees uw priesters nabij in meegevoel en gebed, opdat ze altijd herders mogen zijn naar Gods hart. Beste priesters, de hemelse Vader moge in ons de Geest van heiligheid vernieuwen, waarmee we gezalfd werden. Hij moge de Geest in ons vernieuwen opdat de zalving tot allen reikt, ook in de 'randgebieden', waar het gelovige volk er het meest naar uitziet en het waarderen kan. Mogen de mensen, die ons toevertrouwd werden, ons leren kennen als leerlingen van de Heer; mogen ze gewaarworden, dat we bekleed zijn met hun namen, en dat we geen andere identiteit zoeken. En mogen ze, door ons spreken en handelen, de olie der vreugde ontvangen, die Jezus, de Gezalfde, ons gebracht heeft.

Amen.

Document

Naam: WEES HERDERS MET DE GEUR VAN UW KUDDE
Chrismamis - St. Pietersbasiliek, Rome
Soort: Paus Franciscus - Homilie
Auteur: Paus Franciscus
Datum: 28 maart 2013
Copyrights: © 2013, Libreria Editrice Vaticana / Sint Janscentrum
Werkvert.: Rector F. De Rycke
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test