
H. Paus Johannes Paulus II - 14 mei 1985
Met een hart vol broederlijke genegenheid kom ik nu in zekere zin die bezoeken beantwoorden. Met de heilige Paulus mag ik wel zeggen: Mijn hart "staat wijd voor U open: Gij zijt voorwaar niet door ons in het nauw gebracht" (2 Kor. 6, 11, s.).
Ik ben er bovendien zeker van, dat ik kan rekenen op Uw genegenheid jegens mij. Wij weten immers, dat wij een eensgezind college moeten vormen.
Krachtens de wonderlijke beschikking, waardoor wij onze onderscheiden bedieningen hebben ontvangen, weerspiegelt zich in ons het apostel-college, dat rondom Petrus en onder zijn leiding verenigd was en waaraan de Heer Jezus het herderlijk bestuur van zijn kerk heeft willen toevertrouwen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 20.22 Moge Hij, die door de apostel Petrus "herder en behoeder van onze zielen" (1 Pt. 2, 25) en "opperherder" (1 Pt. 5, 4) genoemd wordt, deze uiting van warme en waarachtige collegialiteit vruchtbaar maken en zegenen.
De eerste van deze uitmuntende mannen heette Servatius. Hij had het charisma van de kerkstichters, die de grond rijp maken voor het zaad en de fundamenten leggen voor het bouwwerk. Hij kwam van verre om zich in onbekende landstreken te wijden aan een zending, waarvan hij zich geen voorstelling kon maken.
Uit zijn bisschoppelijke dienst komt zo een aspect naar voren, dat, hoe dan ook, niet mag ontbreken in het dienstwerk van een bisschop: het besef gezonden te zijn, ofwel de volledige bereidheid om naar een werkterrein te gaan, dat men als het eigen arbeidsveld aanvaardt, ook al lijkt het een vreemd gebied te zijn, omdat het getekend is door secularisme en ontkerstening. Grote delen van Europa worden missiegebieden die van de bisschoppen een edelmoedige missionaire geest vragen. Zij mogen het zich niet gemakkelijk maken in de warmte van het bisschopshuis, maar moeten naar de mensen toe gaan om hun de Blijde Boodschap van het heil te brengen. Zo is het profiel van de herder, dat Servatius voorhoudt aan de bisschoppen van deze tijd. Uit de biografische gegevens en uit betrouwbare historische berichten rijst de figuur van deze herder op, verwikkeld in de harde strijd, welke in de Kerk ontbrand was door de ketterij van het arianisme. In de moeilijkste ogenblikken van de strijd voor het geloof bleef hij trouw aan de grote Athanasius. Hij herstelde zich snel van enige ogenblikken van aarzeling en van verminderde kracht en helderheid, en bevestigde zijn bereidheid om met volkomen duidelijkheid de leer van de Kerk te verkondigen en te verdedigen. Is het niet waar, dat zijn getuigenis nog al zijn kracht heeft bewaard na ruim vijftien honderd jaar vanaf de tijd, waarin Servatius leefde? Welke bisschop voelt niet, dat hij van hem moet leren om waakzaam, duidelijk en precies te zijn in het uiteenzetten en verdedigen van de geopenbaarde waarheid, waarvan de Kerk de behoedster is? En welke bisschop zal niet uit het voorbeeld van deze medebroeder uit vroegere tijden nieuwe moed willen putten voor het vervullen van de taak om het ware geloof ten volle en in heel zijn zuiverheid te verkondigen?Beiden hebben zij hun missionaire en pastorale activiteit verricht met voorbeeldige standvastigheid en trouw, temidden van onuitsprekelijke moeilijkheden en belemmeringen. Hun werk blijft een bewijs van een dilexit in finem, dat geen ander doel had, dan broederlijke liefde en een gemeenschap van broederlijke liefde op te wekken. Een zending, die de bisschop niet mag verwaarlozen, is veritatem facere in caritate, zo te handelen, dat in alle christelijke gemeenschappen de liefde de suprema lex is, zodat de bijkomstige zaken, die verdelen, nooit de overhand hebben over de wezenlijke zaken, die verenigen.
In de lijn van het onveranderlijke onderricht van de Kerk heeft het Tweede Vaticaans Concilie ons eraan herinnerd, dat de taak om het volk te heiligen, welke de twee uitmuntende herders met grote ijver vervuld hebben, kenmerkend is voor iedere bisschop. Hij moet heiligen door het Woord, dat hij predikt, door de kracht van de sacramenten, die hij bedient, door de evangelische deugden, die hij doet groeien, door de liefdevolle gehoorzaamheid aan het Evangelie, die hij opwekt, door de geestelijke leiding, die hij biedt.
De bisschop moet zich bewust zijn van deze heiligende zending. Door zijn eigen arbeid en door het coördineren van het werk van zijn medewerkers moet hij al het mogelijke doen om allen, die de opperherder en hogepriester Jezus Christus aan zijn herderlijke zorgen toevertrouwt, te doen groeien in hun christelijke roeping.