
Paus Benedictus XVI - 8 februari 2013
Na deze woorden over de afzender, ook enige woorden over de mensen aan wie hij heeft geschreven. Ik heb al gezegd dat heilige Petrus degenen aan wie hij schrijft definieert met de woorden "eklektois parepidemois", "de vreemdelingen in de Verstrooiing die zijn uitverkoren". Vgl. 1 Pt. 1, 1 Wederom treffen we deze paradox aan van glorie en kruis: uitverkorenen, maar verstrooid en vreemdelingen. Uitverkoren: dit was Israëls glorietitel: wij zijn de uitverkorenen, God koos dit kleine volk niet omdat we groot zijn – zegt Deuteronomium – maar omdat Hij ons liefheeft. Vgl. Deut. 7, 7-8 Wij zijn uitverkorenen: dit feit, nu draagt heilige Petrus ze over op alle gedoopten, en de karakteristieke inhoud van de eerste hoofdstukken van zijn Eerste Brief is dat de gedoopten binnentreden in de voorrechten van Israël, zij zijn het nieuwe Israël. Uitverkoren: Ik denk dat dit woord de moeite waard is om bij stil te staan. We zijn uitverkoren. God heeft ons voor alle eeuwigheid gekend, voor onze geboorte, onze conceptie; God wilde dat ik een Christen was, een katholiek, Hij wilde dat ik priester werd. God heeft aan mij gedacht, hij heeft mij gezocht temidden van miljoenen, onder velen. Hij heeft mij gezien en Hij heeft mij gekozen, niet vanwege mijn verdiensten die er niet waren, maar vanwege zijn goedheid. Hij wilde dat ik de drager van zijn uitverkiezing zou zijn, wat ook altijd zending is, vooral zending, en verantwoordelijkheid voor anderen. Uitverkoren: we moeten dankbaar en blij zijn voor dit feit. God heeft aan mij gedacht, Hij heeft mij gekozen als katholiek, mij als drager van zijn Evangelie, als priester. Het dunkt me dat het de moeite waard is om hier vaak bij stil te staan en dit feit van Zijn keuze opnieuw te overwegen: Hij verkoos mij, Hij wilde mij; nu beantwoord ik.