Paus Benedictus XVI - 7 december 2012
Zeer vereerde medebroeders in het bisschops- en in het priesterambt,
zeer vereerde heren professoren en dierbare medewerkers!
Met vreugde begroet ik jullie bij het beëindigen van de werkzaamheden van de jaarlijkse algemene vergadering. Ik groet van harte jullie nieuwe voorzitter, aartsbisschop Gerhard Ludwig Müller, ik dank hem voor de hartelijke woorden, die hij uit naam van u allen tot mij richtte en ik groet jullie nieuwe secretaris-generaal pater Serge-Thomas Bonino.
De algemene vergadering vond plaats in het teken van het Jaar van het Geloof en ik ben blij dat de Internationale Theologische Commissie haar ondersteuning van deze kerkelijke gebeurtenis heeft willen uitdrukken door haar bedevaart naar de pauselijke basiliek Santa Maria Maggiore, om aan de Maagd Maria, praesidium fidei, de werkzaamheden van de commissie toe te vertrouwen, en om te bidden voor allen die zich in medio Ecclesiae wijden aan het werk voor een beter geloofsbegrip en om het vrucht te doen dragen tot welzijn en ter spirituele vreugde van alle gelovigen. Dank voor dat bijzondere gebaar. Ik wil ook mijn waardering uitspreken voor de Internationale Theologische Commissie
Boodschap van de Internationale Theologencommissie b.g.v. het Jaar van het Geloof (16 oktober 2012) hebben geschreven. Zij stelt duidelijk de bijzonder manier in het licht, waarop theologen aan het Evangeliserings-initiatief van de Kerk kunnen meewerken, door de Waarheid van het geloof trouw te dienen.
Naast andere criteria voor een katholieke theologie noemt het document ook de aandacht die theologen moeten hebben voor de sensus fidelium. Het is zeer behulpzaam, dat de commissie zich ook heeft bezig gehouden met dit thema, dat van heel bijzonder belang is met het oog op de reflexie over het geloof en met het oog op het leven van de Kerk. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft, naast dat het de bijzondere en onvervangbare rol bevestigde die toekomt aan het leergezag, ook benadrukt dat het hele Godsvolk geroepen is om aan het profetische ambt van Christus deel te hebben en het concilie heeft daarmee de heilige, door Mozes in woorden vervatte wens verwerkelijkt: “Ik zou willen, dat heel het volk van de Heer profeteerde en dat de Heer zijn geest op hen allen legde” (Num. 11, 29). De dogmatische constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) leert in deze: “De eenheid van alle gelovigen, die de zalving van de Heilige hebben ontvangen Vgl. Joh. 2, 20.27
, kan in het geloof niet dwalen. En deze haar bijzondere eigenschap maakt ze door de bovennatuurlijke geloofszin voor het gehele volk dan duidelijk wanneer ze haar algemene overeenstemming door de bisschoppen tot aan de laatste gelovige in zaken van geloof en zeden uitspreekt.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12 Dit geschenk, dit sensus fidei, vertegenwoordigt in de gelovige een soort van bovennatuurlijk instinct, dat met het object van het geloof zelf een levensnoodzakelijke wezensgelijkheid heeft. We zien, dat juist de gewone gelovigen deze overtuiging in zich dragen, die zekerheid van de geloofszin. De sensus fidei is het criterium waaraan wordt afgemeten, of een Waarheid toebehoort aan het levende geloofsgoed van de apostolische traditie of niet. Het belichaamt ook een constructieve functie, waardoor de Heilige Geest blijvend spreekt tot de Kerk en haar binnenvoert in de gehele Waarheid. Nochthans is het vandaag de dag erg belangrijk om de criteria nauwgezet te bepalen, die het mogelijk maken om de authentieke sensus fidelium van vervalsingen daarvan te onderscheiden. In realiteit is die niet slechts een soort openbare mening van de Kerk en het is ondenkbaar, dat ze zou kunnen worden aangevoerd om de leerstellingen van het leerambt te bestrijden, omdat de sensus fidei zich in de gelovige uitsluitend in die mate kan ontplooien waarin ze ten volle deel heeft aan het leven van de Kerk en dat vooronderstelt een verantwoordelijk vasthouden aan het leer ambt van de Kerk en aan het geloofsgoed.