
Paus Benedictus XVI - 16 januari 2013
De vorming van de heilige bedienaren was een van de belangrijkste zorgen van de vaders van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, die schreven: ”Terdege beseffend dat de verlangde vernieuwing van de gehele Kerk grotendeels afhangt van het priesterlijk dienstwerk, geïnspireerd door de geest van Christus, stelt de heilige kerkvergadering met nadruk het uiterste belang vast van de priesteropleiding”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 1 In deze context eist Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) voor de Kerk het “eigen en exclusieve recht” op om te voorzien in de vorming van hen die bestemd zijn voor de heilige ambten, wat in de regel gebeurt op de seminaries, een instelling die is gewild door het Concilie van Trente, dat bepaalde dat in alle bisdommen een “Seminarium perpetuum” werd opgericht Vgl. Concilie van Trente, 23e Zitting - Leer over de heilige Wijding, Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis (15 juli 1563). (Zitting XXIII (15 juli 1563), can. XVIII), waardoor de bisschop erin zou voorzien de kandidaten voor het priesterschap te “alere et religiose educare et ecclesiasticis disciplinis instituere”.
Het eerste orgaan met een universeel karakter dat de taak had te voorzien in de stichting, het bestuur en het beheer van de seminaries, “waarmee het lot van de Kerk nauw verbonden is” Paus Leo XIII, Brief, Paternae providaeque. ASS 32 (1899-1900), 214 was de daarvoor bestemde Congregatio Seminariorum, opgericht door Benedictus XIII met de constitutie Paus Benedictus XIII - Constitutie
Creditae Nobis
Oprichting van de Congregatio Seminariorum (9 mei 1725). Paus Benedictus XIII, Constitutie, Oprichting van de Congregatio Seminariorum, Creditae Nobis (9 mei 1725). Bullarium Romanum XI, 2, pp. 409-412 Deze verdween in de loop van de tijd en de seminaries bleven een voorwerp van bijzondere zorg van de kant van de Heilige Stoel door middel van de heilige Congregatie van het Concilie (vandaag de Congregatie voor de Clerus) of ook van de heilige Congregatie van de bisschoppen en Regulieren, en vanaf 1906 alleen door middel van deze laatste. De heilige Pius X reserveerde met de apostolische constitutie H. Paus Pius X - Apostolische Constitutie
Sapienti Consilio
Hervorming van de Curie (29 juni 1908) H. Paus Pius X, Apostolische Constitutie, Hervorming van de Curie, Sapienti Consilio (29 juni 1908). AAS (1909), 7-19 de jurisdictie over de seminaries voor de heilige Congregatie van het Concistorie, waarbij een bijzonder bureau werd opgericht. Vgl. H. Paus Pius X, Apostolische Constitutie, Hervorming van de Curie, Sapienti Consilio (29 juni 1908). AAS (1909) 9-10, 2o, 3
Benedictus XV schiep met het Motu proprio “Paus Benedictus XV - Motu Proprio
Seminaria clericorum
Oprichting van Sacra Congregatio de Seminariis et Studiorum Universitatibus (4 november 1915)” Vgl. Paus Benedictus XV, Motu Proprio, Oprichting van Sacra Congregatio de Seminariis et Studiorum Universitatibus, Seminaria clericorum (4 nov 1915). AAS 7 (1915), 493-495 door het Bureau voor de Seminaries, opgericht bij de heilige Congregatie van het Concistorie, en de heilige Congregatie voor de Studie samen te voegen, een nieuw decasterie dat de naam Sacra Congregatio de Seminariis et Studiorum Universitatibus aannam. De Heilige Vader motiveerde zijn beslissing, bezorgd als hij was over het toenemende aantal zaken en het belang van het bureau, als volgt: “Verum cum apud hanc Sacram Congregationem negotiorum moles praeter modum excrevit, et Seminariorum cum maiorem in dies operam postulet, visum est Nobis ad omnem eorum disciplinam moderandam novum aliquod consilium inire”. Paus Benedictus XV, Motu Proprio, Oprichting van Sacra Congregatio de Seminariis et Studiorum Universitatibus, Seminaria clericorum (4 nov 1915). AAS 7 (1915), 494
Het nieuwe decasterie, dat wil zeggen de Sacra Congregatio de Seminariis et Studiorum Universitatibus, werd opgenomen in de Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917) en in dezelfde Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917) werd de vorming van de clerici ingevoegd als titel XXI, De Seminariis, in deel IV, De Magisterio ecclesiastico, van boek III, De Rebus.
Het is veelbetekenend dat gedurende de opstelling van de Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) erover is gediscussieerd of het opportuun was dezelfde bepaling te handhaven, maar uiteindelijk leek het gepaster het hele normenstelsel als inleiding aan de behandeling van de clerici te laten voorafgaan. Derhalve zijn de normen en richtlijnen over de seminaries in boek II , deel I, titel III, cap. I opgenomen met de geëigende benaming “De vorming van de clerici” Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983). De nieuwe plaats is ongetwijfeld veelbetekenend en de titel "De clericorum institutione" bijzonder geëigend, omdat hij zo de integrale vorming bevat die de toekomstige dienaars van de Heer moet worden gegeven: niet alleen een doctrinaire, maar ook een menselijke, geestelijke, ascetische, liturgische en pastorale vorming.
Het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie herinnert opnieuw eraan dat “de grootseminaries noodzakelijk zijn voor de priesterlijke vorming” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 4 en de vorming die op een grootseminarie moet worden gegeven, specifiek priesterlijk is, dat wil zeggen geestelijk en pastoraal gericht op het gewijde ambt: “De opleiding van de studenten moet erop gericht zijn dat zij, naar het voorbeeld van onze Heer Jezus Christus, de Leraar, Priester en Herder, tot echte zielenherders worden gevormd”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 4
In deze zin “dienen jongeren die het voornemen hebben priester te worden, voor een aangepaste geestelijke vorming en voor de eigen taken onderricht te worden op een grootseminarie gedurende de hele vormingstijd of, indien de omstandigheden volgens het oordeel van de diocesane Bisschop dit eisen, gedurende tenminste vier jaar” Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983).
De seminaries vallen dus volgens het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie en het Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) onder het terrein van de “vorming van de clerici”, die om echt en doeltreffend te zijn de permanente vorming moet verbinden met de vorming op het seminarie “... juist omdat de permanente vorming een voortzetting is van die op het seminarie...”, zoals mijn vereerde voorganger, de zalige Johannes Paulus II, heeft gezegd in de Apostolische Exhortatie H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Pastores Dabo Vobis
Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen
(25 maart 1992) (25 maart 1992):
“De permanente vorming van de ... priesters is de natuurlijke en absoluut noodzakelijke voortzetting van het proces van structurering van de persoonlijkheid van de priester dat begonnen is en zich ontwikkeld heeft op het seminarie ... langs de weg van de vorming met het oog op de priesterwijding. Het is van bijzonder belang de innerlijke band tussen de vorming die voorafgaat aan de priesterwijding en de vorming die erop volgt, te zien en te respecteren. Als er een breuk of zelfs een tegenstelling zou zijn tussen die twee fasen van de vorming, zouden daaruit onmiddellijk ernstige gevolgen voortvloeien voor de pastorale activiteit en voor de broederlijke gemeenschap, vooral tussen de priesters van verschillende leeftijd. De permanente vorming is niet een herhaling van de vorming die op het seminarie ontvangen is en die eenvoudig herzien zou zijn of uitgebreid met nieuwe praktische suggesties. Zij geschiedt met een inhoud en vooral met methoden die relatief nieuw zijn, als een vitale en samenhangende werkelijkheid die weliswaar haar wortels in de seminarieopleiding heeft, maar voor haar voortgang aanpassingen en wijzigingen vraagt, zonder echter de continuïteit te onderbreken of op te heffen. Omgekeerd moet de toekomstige permanente vorming reeds op het grootseminarie voorbereid worden en moeten de geest en het verlangen van de toekomstige priesters ervoor opengesteld worden door de noodzaak, de voordelen en de geest ervan aan te tonen en door de voorwaarden voor de verwerkelijking ervan te verzekeren”. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen, Pastores Dabo Vobis (25 mrt 1992), 71. AAS 84 (1992), 782-783
Ik acht het daarom opportuun aan de Congregatie voor de Clerus het bevorderen van en het beleid in alles wat de vorming, het leven en het ambt van de priesters en de diakens betreft, toe te wijzen: van de roepingenpastoraal en het uitkiezen van de kandidaten voor de heilige wijdingen, inclusief hun menselijke, geestelijke, doctrinaire en pastorale vorming op de seminaries en in de daarvoor bestemde centra voor de permanente diakens Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) tot aan hun permanente vorming, inclusief de levensomstandigheden en de wijze van uitoefening van het ambt en hun maatschappelijke zekerheid en hulpverlening.
Daarom bepaal en verorden ik in het licht van deze overwegingen, na zorgvuldig alles te hebben onderzocht en het oordeel van deskundigen te hebben gevraagd, het volgende: