
Paus Benedictus XVI - 9 januari 2013
Dierbare broeders en zusters,
In deze Kersttijd staan we nogmaals stil bij het grote mysterie van God die uit de hemel is gedaald om in onze lichamelijkheid te komen. In Jezus, heeft God zich geïncarneerd, Hij is mens geworden zoals wij en opende zo de weg naar Zijn hemel, naar de volledige gemeenschap met Hem.
Deze dagen was het woord, “menswording” van God, meermaals in onze kerken te horen, om de werkelijkheid uit te drukken die wij op het feest van Kerstmis vieren: Gods Zoon is mens geworden, zoals wij in het Credo zeggen. Maar wat betekent dat kernwoord voor het christelijk geloof? Menswording – incarnatie – komt van het Latijn, “incarnatio”. De heilige Ignatius van Antiochië (einde 1e eeuw) en vooral de heilige Ireneüs, gebruikten dit woord in hun meditatie over de Proloog van het Evangelie van de heilige Johannes, vooral: “het Woord is vlees geworden” (Joh. 1, 14). Hier verwijst “vlees” volgens joods gebruik naar de integrale mens, de mens in zijn geheel maar bijzonder naar het aspect van zijn nietigheid en tijdelijkheid, zijn armoede en gebrokenheid. Dit om ons te zeggen dat het heil, ons gebracht door God die in Jezus van Nazareth mens werd, de mens raakt in zijn concrete werkelijkheid en in eender welke situatie waarin hij zich bevindt. God heeft de menselijke staat aangenomen om hem te genezen van alles wat hem van Hem scheidt, om ons in staat te stellen Hem in Zijn enige Zoon bij Naam te noemen, “Abba, Vader”, en echt kinderen van God te zijn. De heilige Ireneüs zegt: “Dat is de reden waarom het Woord mens geworden is, en Gods Zoon, Mensenzoon: opdat de mens, door in gemeenschap te treden met het Woord en zo het Goddelijk kindschap te krijgen, kinderen van God zouden worden” H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. 3,19,1: PG 7,939 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 460.
“Het Woord is vlees geworden” is één van de waarheden waaraan wij zo gewoon geraakt zijn dat de grootsheid van het gebeuren ons haast niet meer raakt. Inderdaad, in deze Kersttijd, waarin deze woorden dikwijls in de liturgie terugkomen, is men soms aandachtiger voor uiterlijke aspecten, voor de “kleuren” van dit feest, dan voor de kern van de grote christelijk nieuwigheid die wij vieren: iets totaal ondenkbaars, dat God alleen kon verwezenlijken en waarin wij alleen door het geloof kunnen binnentreden. De “Logos”, die met God is, de “Logos” die God is Vgl. Joh. 1, 1 , de Schepper van de wereld, door wie alles geschapen werd Vgl. Joh. 1, 3 , die de mensen in de geschiedenis met Zijn licht begeleid heeft en begeleidt Vgl. Joh. 1, 4-5 Vgl. Joh. 1, 19 , wordt één onder de anderen en vestigt Zijn woning in ons midden; Hij wordt één van ons Vgl. Joh. 1, 14 . Het Tweede Vaticaans Concilie zegt: “Met menselijke handen heeft Hij (het mens geworden Woord) werk verricht, met een menselijke geest heeft Hij gedacht, met een menselijke wil heeft Hij gehandeld, met een menselijk hart heeft Hij liefgehad. Geboren uit de maagd Maria, is Hij werkelijk één van de onzen geworden, in alles aan ons gelijk, behalve in de zonde”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22 Het is dus belangrijk de verwondering te hervinden voor het mysterie, ons te laten omhullen door de grootsheid van dit gebeuren. God, de ware God, Schepper van alle dingen, is als mens langs onze wegen gegaan, door in de tijd der mensen te komen, om ons Zijn leven mee te delen. Vgl. 1 Joh. 1, 1-4 En Hij heeft dat niet gedaan met de glans van een heerser die de wereld aan zijn macht onderwerpt, maar met de nederigheid van een klein kind.
Ik zou een tweede element willen onderlijnen. Met Kerstmis wisselt men gewoonlijk geschenken uit met personen die ons het meest nabij zijn. Soms kan het een conventioneel gebaar zijn, maar over het algemeen is dit gebaar een uitdrukking van genegenheid, een teken van liefde en waardering. In het gebed over de gaven in de Dageraadsmis op het hoogfeest van Kerstmis, bidt de Kerk als volgt:
“Aanvaard, o Vader, onze gave in deze nacht van licht en vorm ons door deze geheimvolle uitwisseling van gaven, door Christus, Uw Zoon, die de mens tot bij U verheven heeft in de heerlijkheid”.
De gave staat in het midden van de liturgie en brengt de unieke gave van Kerstmis terug in ons bewustzijn: in deze heilige nacht, heeft God door mens te worden, zichzelf tot gave willen maken voor de mensen, Hij heeft zich voor ons gegeven; God heeft Zijn enige Zoon voor ons tot gave gemaakt, Hij heeft onze mensheid aangenomen om ons Zijn Godheid te geven. Dat is de grote gave. Als ook wij geven, is de hogere of lagere prijs van een geschenk niet belangrijk; wie er niet toe komt een beetje van zichzelf te geven, geeft altijd te weinig; soms probeert men juist het hart en het engagement van de zelfgave te vervangen door geld, door materiële dingen. Het mysterie van de menswording toont dat God niet zo gehandeld heeft: Hij heeft niet iets gegeven, maar gaf zichzelf in Zijn enige Zoon. Dat is voor ons het model van zelfgave, opdat onze relaties, vooral de belangrijkste, door zelfloosheid en liefde zouden geleid zijn.
Ik bied nog een laatste element ter overweging aan. De heilige Johannes zegt dat het Woord, de “Logos”, van in den beginne bij God was, en dat alles door het Woord geschapen was en dat niets van wat bestaat, gemaakt werd zonder Hem. Vgl. Joh. 1, 1-3
De evangelist verwijst duidelijk naar het scheppingsverhaal in de eerste hoofdstukken van het boek Genesis en herleest het in het licht van Christus. Het is een fundamenteel criterium in de christelijke lezing van de Bijbel: het Oude en Nieuwe Testament moeten altijd samen gelezen worden en de diepe betekenis van het Oude Testament wordt ontsluierd vanaf het Nieuwe Testament. Hetzelfde Woord, dat altijd bij God bestaan heeft, dat zelf God is, en door wie en voor wie alles geschapen werd Vgl. Kol. 1, 16-17
, is mens geworden: de eeuwige en oneindige God heeft zich in de eindigheid van de mens, in Zijn schepsel ondergedompeld om de mens en de hele schepping terug tot Hem te brengen. De Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) zegt: “De eerste schepping vindt haar betekenis en haar hoogtepunt in de nieuwe schepping in Christus, waarvan de glans die van de eerste overtreft”. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 349 De Kerkvaders hebben Jezus en Adam zo dicht tot elkaar gebracht dat zij Jezus “de tweede Adam” of definitieve Adam noemden, het volmaakte beeld van God. Met de menswording van de Zoon van God begint een nieuwe schepping, die het volledige antwoord geeft op de vraag: “Wie is de mens?”. Alleen in Jezus manifesteert zich Gods plan met de mens tot in de perfectie: Hij is de definitieve mens overeenkomstig God. Ook het Tweede Vaticaans Concilie zegt het met klem: “In werkelijkheid vindt het mysterie van de mens alleen zijn verklaring in het licht van het mysterie van het mens geworden Woord”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 359 In dit kleine Kind, Gods Zoon die met Kerstmis geschouwd wordt, kunnen wij het ware gelaat erkennen niet alleen van God maar ook van de mens; alleen door ons open te stellen voor de werking van Zijn genade en door te proberen Hem elke dag te volgen, realiseren wij Gods plan met ons, met ieder van ons.