Als we het
1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381) belijden, “Hij heeft het vlees aangenomen door de Heilige Geest in de Maagd Maria”, zeggen wij dat de Heilige Geest, als kracht van de allerhoogste God, de ontvangenis van Gods Zoon in de Maagd Maria op een mysterieuze manier bewerkt heeft. De evangelist Lucas geeft de woorden van de aartsengel Gabriël weer: “De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen” (
Lc. 1, 35). Twee herinneringen zijn hier evident: de eerste, aan het ogenblik van de schepping. Bij de aanvang van het
Boek Genesis lezen wij “de Geest van God zweefde over de wateren” (
Gen. 1, 2); het is de scheppende Geest die leven gaf aan alle dingen en aan de mens.
Wat Maria overkomt, door de werking van dezelfde Goddelijke Geest, is een nieuwe schepping: God, die het zijn uit het niets geroepen heeft, geeft door de incarnatie, leven aan een nieuw begin van de mensheid. De Kerkvaders spreken dikwijls over Christus als over een nieuwe Adam, om de aanvang van de nieuwe schepping te beklemtonen vanaf de geboorte van Gods Zoon in de schoot van de Maagd Maria. Dat stemt ons tot nadenken omdat het geloof, ook in ons, een vernieuwing teweeg brengt als een tweede geboorte. Inderdaad, bij de aanvang van ons christelijk leven, staat het Doopsel dat ons als kind van God laat herboren worden, dat ons laat delen in de kinderrelatie van Jezus met Zijn Vader.
En ik zou willen opmerken dat men het Doopsel ontvangt, wij “worden gedoopt” – het is een passieve vorm – want niemand is in staat uit zichzelf kind van God te worden: het is een gave die om niets gegeven worden. De heilige Paulus herinnert eraan in een centrale passage van zijn
Brief aan de Romeinen, namelijk dat christenen adoptieve kinderen zijn: “Allen die zich laten leiden door de Geest van God, zijn kinderen van God. De geest die gij ontvangen hebt, is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen. Gij hebt een geest van kindschap ontvangen, die ons doet uitroepen: Abba, Vader! De Geest zelf bevestigt het getuigenis van onze geest, dat wij kinderen zijn van God” (
Rom. 8, 14-16), en geen slaven. Alleen als wij ons openstellen voor Gods werking, zoals Maria, alleen als wij ons leven aan de Heer toevertrouwen als aan een vriend in wie wij alle vertrouwen hebben, verandert alles, krijgt ons leven nieuwe zin en een nieuw gelaat: dat van kinderen van een Vader die ons bemint en ons nooit in de steek laat.