• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

HIJ WERD VERWEKT DOOR DE HEILIGE GEEST
11e catechese in de reeks n.a.v. het Jaar van het Geloof - Aula Paulus VI

Dierbare broeders en zusters,

De geboorte van de Heer verlicht nogmaals de duisternis die onze wereld en ons hart dikwijls omhult, en brengt hoop en vreugde. Vanwaar komt dit licht? Uit de grot van Betlehem, waar de herders “Maria en Jozef en het pasgeboren kind, dat in de kribbe lag” vinden (Lc. 2, 16). Ten overstaan van deze Heilige Familie duikt een andere, een diepere vraag op: hoe kan dit kleine en zwakke Kind een radicale nieuwigheid in de wereld brengen die de loop van de geschiedenis wijzigde? Is Zijn afkomst niet mysterieus, gaat zij niet verder dan deze grot?

De vraag naar Jezus’ afkomst duikt steeds opnieuw op, het is deze vraag die de landvoogd Pontius Pilatus tijdens het proces stelt: “Waar zijt Gij vandaan?” (Joh. 19, 29). Nochtans is Zijn afkomst duidelijk. In het Evangelie van Johannes, waar de Heer zegt: “Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald” (Joh. 6, 41), reageren de Joden morrend: “Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, en kennen wij zijn vader en moeder niet? Hoe kan hij dan zeggen: Ik ben uit de hemel neergedaald?” (Joh. 6, 42). En iets later, verzetten de inwoners van Jeruzalem zich heftig tegen Jezus’ bewering dat Hij de Messias is: “Maar van deze man weten wij waar Hij vandaan is; wanneer echter de Messias komt, weet geen mens waar Hij vandaan komt” (Joh. 7, 27). Jezus merkt op dat hun bewering Zijn afkomst te kennen, onjuist is en geeft aan hoe men kan weten waar Hij vandaan komt: “toch ben Ik niet uit Mijzelf gekomen, maar Hij die waarachtig is, heeft Mij gezonden. Hem kent gij niet” (Joh. 7, 28). Zeker, Jezus is afkomstig uit Nazareth, Hij is in Bethlehem geboren, maar wat weet men over Zijn echte afkomst?

In de vier Evangelies komt het antwoord op de vraag “vanwaar” Jezus komt, duidelijk naar voor: Zijn echte oorsprong is de Vader, God; Hij komt helemaal uit Hem voort, maar anders dan eender welke profeet of Godsgezant die Hem voorafgegaan is. Deze afstamming uit het Goddelijk mysterie, “dat niemand kent”, is reeds bevat in de kindsheidverhalen van de Evangelies van Matteüs en Lucas, die wij in de Kersttijd lezen. De engel Gabriël kondigt aan: “De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht heilig genoemd worden, Zoon van God” (Lc. 1, 35). Wij zeggen deze woorden telkens wanneer wij het 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381)
reciteren:

et incarnatus est de Spiritu Sancto, ex Maria Virgine”, “Hij heeft het vlees aangenomen door de Heilige Geest in de Maagd Maria”.

Bij deze zin knielen wij omdat de sluier die God verborg, als het ware opgelicht wordt en Zijn ondoorgrondelijk en ontoegankelijk mysterie ons raakt: God wordt Emmanuel, “God met ons”. Wanneer wij de Missen beluisteren die grote meesters van de sacrale muziek componeerden, ik denk bijvoorbeeld aan de Kroningsmis van Mozart, bemerkt men onmiddellijk dat men bij deze zin opvallend halt houdt, bijna om met de universele taal van de muziek uit te drukken wat woorden niet kunnen: het grote mysterie van God die zich incarneert, die mens wordt.

Als wij aandachtig de woorden bekijken “door de Heilige Geest in de Maagd Maria”, zien wij dat er vier handelende personen zijn. De Heilige Geest en Maria worden expliciet genoemd, maar “Hij” wordt eronder verstaan, namelijk de Zoon die in de schoot van de Maagd het vlees heeft aangenomen. In de geloofsbelijdenis, het Credo, wordt Jezus op verschillende manieren benoemd:

“Heer, ... Christus, enige Zoon van God ... God uit God, Licht uit Licht, ware God uit de ware God ... van dezelfde natuur als de Vader” (Geloofsbelijdenis
Twaalf artikelen van het geloof
Geloofsbelijdenis volgens de Romeinse doopritus
(31 juli 381)
).

Dan zien wij dat “Hij” naar een andere Persoon verwijst, die van de Vader. Het eerste subject van de zin is dus de Vader die, met de Zoon en de Heilige Geest, de ene God is.

Deze woorden van het Credo gaan niet over Gods eeuwige wezen, maar eerder over een handeling waaraan de drie Goddelijke Personen deelnemen en die zich “ex Maria Virgine” realiseert. Zonder Haar, zou de komst van God in de geschiedenis van de mensheid haar doel niet bereikt hebben en wat in onze geloofsbelijdenis centraal staat, zou niet plaats gevonden hebben: God is God met ons. Zo behoort Maria op onmisbare wijze tot ons geloof in de God die optreedt, in de God die binnentreedt in de geschiedenis. Zij stelt heel haar persoon ter beschikking, zij aanvaardt Gods verblijf te worden.

Soms, zelfs op onze geloofsweg en in ons geloofsleven, kunnen wij onze armoede, onze ongeschiktheid voelen om voor de wereld te getuigen. Maar God heeft juist een nederige vrouw gekozen, in een onbekend dorp, in één van de meest afgelegen provincies van het grote Romeinse keizerrijk. Altijd, zelfs te midden van de grootste moeilijkheden, moeten wij vertrouwen hebben in God, moeten wij ons geloof in Zijn aanwezigheid en Zijn werking in onze geschiedenis vernieuwen, zoals in die van Maria. Voor God is niets onmogelijk! Met Hem gaat ons leven steeds verder op vaste grond en staat het open voor een toekomst die met vaste hoop vervuld is.
Als we het 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381)
belijden, “Hij heeft het vlees aangenomen door de Heilige Geest in de Maagd Maria”, zeggen wij dat de Heilige Geest, als kracht van de allerhoogste God, de ontvangenis van Gods Zoon in de Maagd Maria op een mysterieuze manier bewerkt heeft. De evangelist Lucas geeft de woorden van de aartsengel Gabriël weer: “De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen” (Lc. 1, 35). Twee herinneringen zijn hier evident: de eerste, aan het ogenblik van de schepping. Bij de aanvang van het Boek Genesis lezen wij “de Geest van God zweefde over de wateren” (Gen. 1, 2); het is de scheppende Geest die leven gaf aan alle dingen en aan de mens. Wat Maria overkomt, door de werking van dezelfde Goddelijke Geest, is een nieuwe schepping: God, die het zijn uit het niets geroepen heeft, geeft door de incarnatie, leven aan een nieuw begin van de mensheid. De Kerkvaders spreken dikwijls over Christus als over een nieuwe Adam, om de aanvang van de nieuwe schepping te beklemtonen vanaf de geboorte van Gods Zoon in de schoot van de Maagd Maria. Dat stemt ons tot nadenken omdat het geloof, ook in ons, een vernieuwing teweeg brengt als een tweede geboorte. Inderdaad, bij de aanvang van ons christelijk leven, staat het Doopsel dat ons als kind van God laat herboren worden, dat ons laat delen in de kinderrelatie van Jezus met Zijn Vader. En ik zou willen opmerken dat men het Doopsel ontvangt, wij “worden gedoopt” – het is een passieve vorm – want niemand is in staat uit zichzelf kind van God te worden: het is een gave die om niets gegeven worden. De heilige Paulus herinnert eraan in een centrale passage van zijn Brief aan de Romeinen, namelijk dat christenen adoptieve kinderen zijn: “Allen die zich laten leiden door de Geest van God, zijn kinderen van God. De geest die gij ontvangen hebt, is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen. Gij hebt een geest van kindschap ontvangen, die ons doet uitroepen: Abba, Vader! De Geest zelf bevestigt het getuigenis van onze geest, dat wij kinderen zijn van God” (Rom. 8, 14-16), en geen slaven. Alleen als wij ons openstellen voor Gods werking, zoals Maria, alleen als wij ons leven aan de Heer toevertrouwen als aan een vriend in wie wij alle vertrouwen hebben, verandert alles, krijgt ons leven nieuwe zin en een nieuw gelaat: dat van kinderen van een Vader die ons bemint en ons nooit in de steek laat.
We hebben over twee elementen gesproken: het eerste is de Geest over de wateren, de scheppende Geest; er is nog een ander element in de woorden van de Boodschap.

De engel zegt tot Maria: “de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen”. Het herinnert aan de heilige wolk die tijdens de uittocht, boven de tent van samenkomst bleef staan, boven de ark van het verbond die het volk van Israël met zich meedroeg en die op Gods aanwezigheid wees. Vgl. Ex. 40, 34-38 Maria is dus de nieuwe heilige tent, de nieuwe ark van het verbond: door haar “ja” op de woorden van de aartsengel krijgt God een verblijfplaats in deze wereld, Degene die door het heelal niet kan bevat worden, neemt Zijn verblijf in de schoot van een maagd.

Zo komen wij terug bij de vraag vanwaar wij vertrokken zijn - over de afkomst van Jezus - samengevat in de vraag van Pilatus: “waar zijt Gij vandaan?”. Onze overwegingen laten van bij het begin van de Evangelies duidelijk uitkomen wat Jezus’ ware afkomst is: Hij is de enige Zoon van de Vader, Hij komt van God. Wij staan tegenover een groot, onthutsend mysterie dat wij in deze kersttijd vieren: de Zoon van God heeft door de werking van de Heilige Geest het vlees aangenomen in de schoot van de Maagd Maria. Het is een aankondiging die steeds nieuw klinkt en die hoop en vreugde voor ons hart brengt, omdat zij ons telkens de zekerheid geeft dat, zelfs indien wij ons dikwijls zwak, arm en onbekwaam voelen tegenover de moeilijkheden en het kwaad in de wereld, Gods macht altijd werkzaam is en wonderen bewerkt, juist in de zwakheid. Zijn genade is onze kracht. Vgl. 2 Kor. 12, 9-10

Document

Naam: HIJ WERD VERWEKT DOOR DE HEILIGE GEEST
11e catechese in de reeks n.a.v. het Jaar van het Geloof - Aula Paulus VI
Soort: Paus Benedictus XVI - Audiëntie
Auteur: Paus Benedictus XVI
Datum: 2 januari 2013
Copyrights: © 2012, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk
Vert.: Sorores Christi; alineaverdeling en -nummering: redactie
Bewerkt: 7 november 2019

Referenties naar dit document

 
Geen documenten gevonden!

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test