
H. Paus Johannes Paulus II - 17 maart 2000
24.II - 1.III.1980
Ook gedurende deze geestelijke oefeningen heb ik de waarheid van het priesterschap van Christus overwogen in het perspectief van de overgang voor ieder van ons op het moment van onze eigen dood. Voor ons is de Verrijzenis van Christus een uitmuntend (een toevoeging daarboven: beslissend) teken van het uittreden uit deze wereld - om geboren te worden in de volgende, in de toekomstige wereld.
Daarna heb ik een kopie gelezen van mijn testament van vorig jaar, dat ook geschreven werd tijdens de geestelijke oefeningen - ik vergeleek het met het testament van mijn grote voorganger en Vader, Paulus VI, met de sublieme getuigenis van de dood van een Christen en een Paus - en ik heb opnieuw beseft naar welke vragen de kopie van 6.III.1979 verwijzen, welke door mij vervaardigd werd (op een wat provisorische wijze).
Vandaag wens ik alleen het volgende toe te voegen: dat iedereen in gedachten moet houden met het oog op de dood. En dat men gereed moet zijn om voor de Heer en Rechter te treden. Ook ik neem voortdurend dit mee in mijn overwegingen, dit beslissende moment toevertrouwend aan de Moeder van Christus en van de Kerk - aan de Moeder van mijn hoop.
De tijden waarin we leven zijn uiterst moeilijk en verwarrend. De weg van de Kerk is ook ook moeilijk en gespannen geworden, een karakteristiek van de beproeving van deze tijden - zowel voor de gelovigen als voor de herders. In sommige landen (zoals, bijvoorbeeld, in die waarover ik lees gedurende deze geestelijke oefeningen), ondergaat de Kerk een periode van zulke vervolgingen die niet veel onderdoet voor die in de eerste eeuwen, inderdaad overtreft het in de mate van wreedheid en haat. "Sanguis martyrem - semen christianorum" - "Het bloed van de martelaren is het zaad van het Christendom". En los hiervan - veel mensen sterven onschuldig zelfs in dit land waar we nu leven.
Opnieuw wil ik mijzelf volledig overgeven aan de genade van de Heer. Hij zelf zal beslissen wanneer en hoe ik mijn aards leven en pastorale dienst zal beëindigen. In leven en in dood, Totus Tuus in Maria de Onbevlekte. In het accepteren van de dood, zelfs nu, hoop ik dat Christus mij de genade wil geven voor de finale doorgang, in andere woorden (mijn) Pasen. Ik hoop ook dat Hij (die dood) zinvol zal maken voor dit veel belangrijke doel dat ik probeer te dienen: de redding van mannen en vrouwen, de bescherming van de menselijke familie en, daardoor, van alle naties en alle volkeren (waaronder ik in het bijzonder mijn eigen aards Thuisland bedoel) en zinvol voor de mensen die Hij in het bijzonder aan mij heeft toevertrouwd, voor de opdracht van de Kerk, voor de glorie van God zelf.
Ik wens niets toe te voegen aan datgene dat ik vorig jaar heb geschreven - alleen om uitdrukking te geven aan die bereidheid en, tezelfdertijd, dit toe te vertrouwen aan wie de huidige geestelijke oefeningen mij opnieuw hebben laten overgeven.
Johannes Paulus II
Totus Tuus ego sum
5.III.1982
Gedurende de geestelijke oefeningen van dit jaar heb ik de tekst van het testament van 6.III.1979 (een aantal keren) gelezen. Hoewel ik het nog steeds als concept (niet definitief) beschouw, laat ik het in de vorm waarin het is. Ik verander er niets aan (niet nu) en ook voeg ik er niets aan toe, wat betreft de aanwijzingen die erin zijn opgenomen.
De aanslag op mijn leven op 13.V.1981 heeft op een bepaalde manier de juistheid van de woorden aangegeven die geschreven zijn in de periode van de geestelijke oefeningen van 1980 (24.II - 1.III).
Des te meer voel ik nu zeer diep dat ik totaal in de Hand van God ben gegeven en dat ik blijvend ter beschikking sta van mijn Heer, mijzelf toewijdend aan Hem in Zijn Onbevlekte Moeder (Totus Tuus).
Johannes Paulus pp. II