
H. Paus Johannes Paulus II - 17 maart 2000
Over een lange periode heeft Paus Johannes Paulus II geschreven aan dit testament. Het werd voorgelezen op dinsdag 5 april 2005 in de Algemene Vergadering van de Kardinalen, die bijeenkwamen na het overlijden van de Paus (2 april 2005) en o.a. de begrafenis (8 april 2005) aan het voorbereiden waren. Zij besloten om de tekst te publiceren. De Poolse tekst en de Italiaanse vertaling werden donderdag 7 april gepubliceerd, kort daarop verzorgde de Vaticaanse Informatie Service een Engelstalige versie, waarop de onderstaande vertaling is gebaseerd. Deze wordt in de komende weken nog gescreend tegen de originele Poolse tekst.
Indeling in nummers is van de redactie.
Het testament van 6.3.1979
"Totus Tuus ego sum"
In de Naam van de meest Heilige Drieëenheid. Amen.
"Weest waakzaam, want gij kent niet de dag dat de Heer zal komen" Vgl. Mt. 24, 42 - deze woorden herinneren mij aan de laatste roep, dat zal plaatsvinden op het moment dat de Heer dat wenst. Ik verlang ernaar Hem te volgen, en ik verlang ernaar dat alles dat deel uitmaakt van mijn aards leven klaar zal zijn voor dat moment. Ik weet niet wanneer het moment zal komen, maar zoals alles, plaats ik ook dat in de handen van de Moeder van mijn Heer Totus Tuus. In dezelfde moederlijke handen laat ik alles en allen na met wie mijn leven en roeping mij verbonden heeft. In deze handen laat ik, boven alles, de Kerk als ook mijn natie en de gehele mensheid na. Ik dank iedereen. Aan iedereen vraag ik vergeving. Ik vraag ook om gebed, dat de Barmhartigheid van God groter moge zijn dan mijn zwakheid en onwaardigheid.
Gedurende de geestelijke oefeningen herlees ik het testament van de Heilige Vader Paulus VI. Toen ik die las was dit aanleiding voor mij om dit testament te schrijven.
Ik laat geen eigendommen na waarvan het noodzakelijk is om die te verdelen. Voor de zaken die ik in dagelijks gebruik had, vraag ik om deze te verdelen naar het zich goeddunkt. Mijn persoonlijke aantekeningen moeten worden verbrand. Ik vraag dat Broeder Stanislaw, die ik dank voor zijn medewerking en hulp gedurende zovele jaren en met zoveel begrip. Ook dank aan alle anderen, ik bewaar ze in mijn hart voor God zelf, want het is moeilijk om ze uit te spreken.
Wat betreft de begrafenis, herhaal ik dezelfde aanwijzingen die gegeven zijn door de Heilige Vader Paulus VI. (Hier is in de marge een notitie gemaakt: begraven in kale aarde, niet in een sarcofaag 13.3.1992).
"Apud Dominum misericordia
Et copiosa apud Eum redemptio" -
"Want bij de Heer is genade
kwijtschelding bij Hem menigvuldig. (Ps. 130, 7)
Johannes Paulus pp. II
Rome, 6.III.1979
Ik vraag om HH. Missen en gebeden voor na mijn dood.
5.III.1990
Ik geef uiting aan mijn diepe vertrouwen dat, ondanks al mijn zwaktes, de Heer mij al de genade zal schenken die noodzakelijk is om alles volgens zijn wil te volbrengen, welke taak, uitdaging of lijden dat Hij ook van zijn dienaar zal vragen gedurende zijn leven. Ik vertrouw tevens dat Hij mij nooit zal toestaan, door mijn houding: woorden, daden of nalaten - om mijn taken op deze heilige Stoel van Petrus te verraden.
24.II - 1.III.1980
Ook gedurende deze geestelijke oefeningen heb ik de waarheid van het priesterschap van Christus overwogen in het perspectief van de overgang voor ieder van ons op het moment van onze eigen dood. Voor ons is de Verrijzenis van Christus een uitmuntend (een toevoeging daarboven: beslissend) teken van het uittreden uit deze wereld - om geboren te worden in de volgende, in de toekomstige wereld.
Daarna heb ik een kopie gelezen van mijn testament van vorig jaar, dat ook geschreven werd tijdens de geestelijke oefeningen - ik vergeleek het met het testament van mijn grote voorganger en Vader, Paulus VI, met de sublieme getuigenis van de dood van een Christen en een Paus - en ik heb opnieuw beseft naar welke vragen de kopie van 6.III.1979 verwijzen, welke door mij vervaardigd werd (op een wat provisorische wijze).
Vandaag wens ik alleen het volgende toe te voegen: dat iedereen in gedachten moet houden met het oog op de dood. En dat men gereed moet zijn om voor de Heer en Rechter te treden. Ook ik neem voortdurend dit mee in mijn overwegingen, dit beslissende moment toevertrouwend aan de Moeder van Christus en van de Kerk - aan de Moeder van mijn hoop.
De tijden waarin we leven zijn uiterst moeilijk en verwarrend. De weg van de Kerk is ook ook moeilijk en gespannen geworden, een karakteristiek van de beproeving van deze tijden - zowel voor de gelovigen als voor de herders. In sommige landen (zoals, bijvoorbeeld, in die waarover ik lees gedurende deze geestelijke oefeningen), ondergaat de Kerk een periode van zulke vervolgingen die niet veel onderdoet voor die in de eerste eeuwen, inderdaad overtreft het in de mate van wreedheid en haat. "Sanguis martyrem - semen christianorum" - "Het bloed van de martelaren is het zaad van het Christendom". En los hiervan - veel mensen sterven onschuldig zelfs in dit land waar we nu leven.
Opnieuw wil ik mijzelf volledig overgeven aan de genade van de Heer. Hij zelf zal beslissen wanneer en hoe ik mijn aards leven en pastorale dienst zal beëindigen. In leven en in dood, Totus Tuus in Maria de Onbevlekte. In het accepteren van de dood, zelfs nu, hoop ik dat Christus mij de genade wil geven voor de finale doorgang, in andere woorden (mijn) Pasen. Ik hoop ook dat Hij (die dood) zinvol zal maken voor dit veel belangrijke doel dat ik probeer te dienen: de redding van mannen en vrouwen, de bescherming van de menselijke familie en, daardoor, van alle naties en alle volkeren (waaronder ik in het bijzonder mijn eigen aards Thuisland bedoel) en zinvol voor de mensen die Hij in het bijzonder aan mij heeft toevertrouwd, voor de opdracht van de Kerk, voor de glorie van God zelf.
Ik wens niets toe te voegen aan datgene dat ik vorig jaar heb geschreven - alleen om uitdrukking te geven aan die bereidheid en, tezelfdertijd, dit toe te vertrouwen aan wie de huidige geestelijke oefeningen mij opnieuw hebben laten overgeven.
Johannes Paulus II
Totus Tuus ego sum
5.III.1982
Gedurende de geestelijke oefeningen van dit jaar heb ik de tekst van het testament van 6.III.1979 (een aantal keren) gelezen. Hoewel ik het nog steeds als concept (niet definitief) beschouw, laat ik het in de vorm waarin het is. Ik verander er niets aan (niet nu) en ook voeg ik er niets aan toe, wat betreft de aanwijzingen die erin zijn opgenomen.
De aanslag op mijn leven op 13.V.1981 heeft op een bepaalde manier de juistheid van de woorden aangegeven die geschreven zijn in de periode van de geestelijke oefeningen van 1980 (24.II - 1.III).
Des te meer voel ik nu zeer diep dat ik totaal in de Hand van God ben gegeven en dat ik blijvend ter beschikking sta van mijn Heer, mijzelf toewijdend aan Hem in Zijn Onbevlekte Moeder (Totus Tuus).
Johannes Paulus pp. II
5.III.82
In aansluiting op de laatste zin in mijn testament van 6.III.1979 ("betreffende de plaats, dat is de plek van de begrafenis, laat het College van Kardinalen en landgenoten beslissen") - ik wil graag dat duidelijk maken dat ik het in gedachten heb: de metropoliet van Krakau of de Algemene Bisschoppen van Polen - Intussen vraag ik het College van Kardinalen, zo ver als mogelijk is, de wensen van de bovengenoemden in te willigen.
1.III.1985 (gedurende de retraite)
Opnieuw - met betrekking tot de uitdrukking "College van Kardinalen en landgenoten": het "College van Kardinalen" heeft geen enkele verplichting om "landgenoten" te vragen over dit onderwerp, hoewel ze het wel kunnen doen, wanneer zij er om welke reden dan ook menen er goed aan te doen.
JPII
Geestelijke oefening van het Jubel Jaar 2000 (12 - 18.III)
(voor mijn testament)
Op deze manier was ik op een bepaalde manier voorbereid op de opdracht die mij was gegeven op 16 oktober 1978. Wanneer ik deze woorden schrijf, is het Jubel Jaar 2000 al werkelijkheid geworden. In de nacht van 24 december 1999 werd symbolisch de deur van het Grote Jubileum van de St. Pietersbasiliek geopend, daarna die van de St. Jan van Lateranen, dan de Maria Maggiore - op Nieuw Jaar, en op 19 januari de Deur van de Basiliek van St. Paulus Buiten de Muren. Dit laatste gebeuren, door zijn oecumenische karakter, is op een speciale manier in mijn geheugen gegrift.
Op 13 mei 1981, de dag van de aanslag op de Paus gedurende de algemene audiëntie op het St. Pietersplein, heeft de Goddelijke Voorzienigheid mij op een wonderbaarlijke wijze gered van de dood. De Ene Weg is de Enige Heer van leven en dood en Hijzelf heeft op zekere wijze mijn leven bewaard, Hij gaf het mij terug. Vanaf dat moment behoort het Hem nog meer toe. Ik hoop dat Hij zal helpen in te zien tot welk punt ik deze dienst zal vervullen, waartoe ik geroepen werd op 16 oktober 1978. Ik vraag Hem mij terug te roepen wanneer Hij dat wenst. "In leven en in dood behoren wij de Heer toe... Wij zijn van de Heer" Vgl. Rom. 14, 8 . Ik hoop ook dat, zolang ik geroepen ben om de Petrinische dienst in de Kerk te vervullen, de Barmhartigheid van God mij de nodige sterkte zal geven voor deze dienst.
"In medio Ecclesiae"....vanaf de eerste jaren van mijn dienst als Bisschop - juist dankzij het Concilie - was ik in staat de broederlijke gemeenschap met het episcopaat te ervaren. Als priester van het aartsbisdom Krakau ervoer ik de broederlijke gemeenschap onder de priesters - en het Concilie voegde nieuwe dimensies toe aan deze ervaring.
Gedurende de meer dan 20 jaar dat ik de Petrinische dienst vervul "in medio Ecclesiae" heb ik de goedwillendheid en zelfs meer vruchtbare medewerking ervaren van zovele Kardinalen, Aartsbisschoppen en Bisschoppen, zo vele priesters, zovele godgewijde mensen - broeders en zusters - en, tenslotte, zeer vele, ontzettend vele leken, binnen de Curie, in het vicariaat van het Bisdom Rome, als wel buiten deze milieus.
Hoe kan ik niet omarmen, met dankbare herinnering, alle Bisschoppen van de wereld die ik ontmoet heb bij de "ad limina Apostolorum" bezoeken! Hoe zou ik kunnen vergeten de zovele niet-Katholieke christelijke broeders! En de Rabbi van Rome en zovele andere vertegenwoordigers van niet-christelijke religies! En hoevele vertegenwoordigers van de wereld van de kunst, wetenschap, politiek, en van de sociale communicatiemiddelen!
Tot iedereen wil ik maar een ding zeggen: "Moge de Heer het u vergelden.
"In manus tuas, Domine, commendo spiritum meum. -"In Uw handen, Heer, beveel ik mijn geest."
A.D.
17.III.2000