Paus Benedictus XVI - 6 oktober 2012
Op ieder ogenblik, vooral het moeilijkste, is het altijd de trouw van de Heer, de authentieke beweegkracht van de heilsgeschiedenis, die de harten van mannen en vrouwen doet trillen en hen bevestigt in de hoop eens het “Beloofde Land” te bereiken. Hierin is de grondslag van iedere hoop gelegen: God laat ons nooit los en is trouw aan zijn gegeven woord. Om die reden kunnen wij in iedere gelukkige of ongunstige situatie gegronde hoop koesteren en met de psalmist bidden: “Bij God alleen kan ik rusten, van Hem alleen komt mijn heil” (Ps. 62, 6). Noot van redactie: In gedrukte orgineel van Kerkelijke Documentatie 2013/1 staat abusievelijk Ps. 62, 2. Hoop hebben is dus gelijk aan vertrouwen op een trouwe God, die de beloften van het verbond nakomt. Geloof en hoop zijn daarom nauw met elkaar verbonden. “Hoop” is in feite een woord dat een centrale plaats inneemt in het bijbels geloof, zodat in verschillende passages de woorden “geloof” en “hoop” tegen elkaar uitwisselbaar zijn. Zo verbindt de Brief aan de Hebreeën de “onwrikbare belijdenis van de hoop” (Hebr. 10, 23) nauw met de “volle overtuiging van het geloof” (Hebr. 10, 22). Ook wanneer de Eerste brief van Petrus de Christenen aanspoort altijd bereid te zijn een antwoord te geven omtrent de logos - de zin en de reden -van hun hoop Vgl. 1 Pt. 3, 15 , is “hoop” het equivalent van “geloof”. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de Christelijke hoop, Spe Salvi (30 nov 2007), 2