Paus Benedictus XVI - 6 oktober 2012
Hoop is de verwachting van iets positiefs voor de toekomst, maar dat tevens ons heden moet ondersteunen, dat vaak wordt getekend door ontevredenheid en mislukking. Waar is onze hoop op gebaseerd? Wanneer wij naar de geschiedenis van het volk Israël kijken, die in het Oude Testament wordt verteld, zien wij ook op de ogenblikken van de grootste moeilijkeden, zoals die van de ballingschap, een constant element naar voren komen, dat in het bijzonder door de profeten in herinnering wordt gebracht: de herinnering aan de beloften die door God aan de aartsvaders zijn gedaan; een herinnering die erom vraagt de voorbeeldige houding van Abraham na te volgen: “Tegen alle hoop in heeft hij gehoopt”, zoals de apostel Paulus vermeldt, “en geloofd dat hij vader zou worden van vele volken, gelijk hem gezegd was: Zo talrijk zal uw nageslacht zijn” (Rom. 4, 18). Een troostvolle en verlichtende waarheid die uit heel de heilsgeschiedenis naar voren komt, is dus de trouw van God aan het verbond waartoe Hij zich heeft verplicht en dat Hij heeft vernieuwd, telkens wanneer de mens het vanaf de tijd van de zondvloed tot die van de uittocht en de tocht in de woestijn Vgl. Deut. 9, 7 heeft verbroken met ontrouw, met de zonde; een trouw van God die uiteindelijk het nieuwe en eeuwige verbond met de mens heeft bezegeld door het bloed van zijn Zoon, die is gestorven en verrezen voor ons heil.