
Paus Benedictus XVI - 7 november 2006
Allereerst moeten we onszelf de vraag stellen: Waarom gebeurt dat precies? In zijn gelijkenis noemt de Heer twee redenen: het bezit en de menselijke relaties die mensen zozeer absorberen dat ze denken dat ze niets anders nodig hebben om hun tijd en dus hun innerlijke bestaan volledig te vullen.
De heilige Gregorius de Grote probeerde in zijn uiteenzetting Vgl. H. Paus Gregorius de Grote, Homilieën over de Evangelies, In Evangelium Homiliae. hom. 36 over Lc. 14, 16-24 over deze tekst hier dieper op in te gaan en vroeg zich af: "Hoe is het mogelijk dat een mens 'nee' zegt tegen het belangrijkste dat er is, dat hij geen tijd heeft voor het belangrijkste, dat hij zijn hele bestaan tot zichzelf beperkt?" En hij antwoordt: in werkelijkheid hebben ze nooit de ervaring van God gehad; ze zijn er nooit toe gekomen om God te "proeven"; ze hebben nog nooit ervaren hoe heerlijk het is om door God "geraakt" te worden. Ze missen dit "contact" en daarom de "smaak van God". En wij gaan alleen naar het banket als we het er om zo te zeggen zin in hebben. De heilige Gregorius haalt de psalm aan waaraan de communie-antifoon van de liturgie van vandaag is ontleend: "Proeft en bemerkt" (Ps. 34, 9); proeft en dan zult gij zien en verlicht worden. Het is onze taak om mensen te helpen God te proeven, om opnieuw God te smaken.
In een andere preek verdiepte de heilige Gregorius de Grote dezelfde vraag nog verder en stelde zichzelf de volgende vraag: "Hoe is het mogelijk dat de mens niet eens Gods smaak wil 'proeven'"? En hij antwoordt: wanneer de mens volledig opgaat in zijn wereld, met de materiële dingen, met wat hij kan doen, met alles wat maakbaar is en hem tot succes leidt, met alles wat hij zelf kan produceren of begrijpen, dan is zijn vermogen om God waar te nemen verzwakt, het orgaan om God te zien verzwakt, het kan niet waarnemen en wordt ongevoelig. Hij neemt het goddelijke niet meer waar, omdat het corresponderende orgaan in hem is geatrofieerd, zich niet heeft ontwikkeld. Wanneer hij teveel gebruik maakt van alle andere organen, de empirische, dan kan het gebeuren dat juist het gevoel van God verzwakt, dat dit orgaan afsterft, en dat de mens, zoals de heilige Gregorius zegt, de blik van God niet meer waarneemt, het bekeken worden door Hem, de zo wonderbaarlijke realiteit van het feit dat zijn blik op mij is gericht.