
Paus Benedictus XVI - 7 november 2006
Dan is er de boodschap van het Evangelie (Lc. 14, 15-24). Opnieuw het falen van God. De eersten die worden uitgenodigd, verontschuldigen zich en gaan niet. Gods zaal is leeg; het banket schijnt tevergeefs te zijn voorbereid. Dit is wat Jezus ervaart in de laatste fase van Zijn activiteit: de officiële, gezaghebbende groepen zeggen "nee" tegen de uitnodiging van God, die Hijzelf is. Zij komen niet. Zijn boodschap, Zijn oproep, eindigt in het "nee" van de mensen.
Maar ook hier faalt God evenmin. De lege zaal wordt tot een gelegenheid om een groter aantal mensen te roepen. Gods liefde, Gods uitnodiging breidt zich uit. De heilige Lucas vertelt ons hierover in twee fasen: ten eerste is de uitnodiging gericht aan de armen, aan de verlatenen, die niemand in dezelfde stad uitnodigt. Op deze wijze doet God wat we hoorden in het Evangelie van gisteren. (Het Evangelie van vandaag maakt deel uit van een klein symposium in de context van een maaltijd in het huis van een Farizeeër. We vinden vier teksten: ten eerste de genezing van de man die aan waterzucht lijdt (Lc. 14, 1-6); dan de woorden over de laatste plaatsen om aan te liggen (Lc. 14, 7-11); dan de leer om geen vrienden uit te nodigen, die zullen terugbetalen door op hun beurt uit te nodigen, maar degenen die echt honger hebben, die het niet met een uitnodiging kunnen terugbetalen (Lc. 14, 12-14); tenslotte komt ons verhaal). God doet nu wat Jezus tegen de Farizeeër zei: Hij nodigt degenen uit die niets hebben, degenen die echt honger hebben, degenen die Hem niet kunnen uitnodigen, degenen die Hem niets kunnen geven. Dan komt de tweede fase: Hij verlaat de stad, betreedt de wegen en nodigt de daklozen uit.
We kunnen veronderstellen dat de heilige Lucas met deze twee fasen wil impliceren dat de eersten die de zaal betreden de armen van Israël zijn, en dan, omdat dat er niet genoeg zijn, omdat Gods zaal groter is, wordt de uitnodiging uitgebreid tot buiten de heilige stad, tot de wereld van de heidenen.
Degenen die niet tot God behoren, de buitenstaanders, worden uitgenodigd om de zaal te vullen. En zeker heeft de heilige Lucas die dit Evangelie aan ons heeft doorgegeven, daarin de voorafbeelding gezien - door middel van een beeld - van de gebeurtenissen die hij later verhaalt in de Handelingen der Apostelen, waar juist dat gebeurt: de heilige Paulus begint zijn zending altijd in de synagoge en richt zich tot degenen die als eerste zijn genodigd. Pas wanneer de bevoegde personen de uitnodiging afwijzen en er slechts een kleine groep armen overblijft, gaat hij erop uit om zich de heidenen te richten (Hand. 13, 44-48).
Zo wordt het Evangelie, langs deze voortdurende weg van kruisiging, universeel, omvat het allen en bereikt het uiteindelijk Rome. In Rome roept de heilige Paulus de oversten van de synagoge bij zich, verkondigt hun het mysterie van Jezus Christus, het koninkrijk van God in zijn persoon. Maar de gezagsdragers wijzen de uitnodiging af en hij neemt afscheid van hen met deze woorden: "Aangezien gij niet luistert, wordt deze boodschap aan de heidenen verkondigd en zij zullen ernaar luisteren." (Hand. 13, 46)
Met dat vertrouwen wordt de boodschap van het falen afgesloten: "Zij zullen ernaar luisteren." De Kerk van de heidenen zal worden gevormd. En zij werd gevormd en zij blijft zich vormen. Tijdens de bezoeken ad limina spreken de bisschoppen me over veel ernstige en moeilijke dingen, maar ze vertellen me altijd, juist die uit de Derde Wereld, dat de mensen luisteren en komen; dat zelfs vandaag de dag de boodschap langs de wegen naar de uiteinden van de aarde bereikt, en mensen massaal naar Gods zaal, naar Zijn banket komen.