TOT DE DEELNEMERS AAN BIJEENKOMST "VOORHOF VAN DE HEIDENEN" IN GUIMARãES (PORTUGAL)Gehouden op 16 en 17 november 2012
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Toespraak)
Paus Benedictus XVI -
13 november 2012
In feite behoort het besef van de heiligheid van het leven, die aan ons is toevertrouwd, niet als iets waarover vrij kan beschikt worden maar als een gave die getrouw dient bewaakt te worden, tot de morele erfenis van de mensheid. “Zelfs in moeilijkheden en onzekerheden kan iedere mens die oprecht openstaat voor de waarheid en het goede, met het licht van het verstand en niet zonder de verborgen invloed van de genade, komen tot de erkenning, in de natuurlijke wet die in zijn hart geschreven is
Vgl. Rom. 2, 14-15
, van de heilige waarde van het menselijk leven vanaf het eerste begin tot aan zijn einde.”
H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven, Evangelium Vitae (25 mrt 1995), 2 Wij zijn geen toevallig product van de evolutie, maar ieder van ons is de vrucht van Gods denken: wij worden door Hem bemind.
Maar indien het verstand de waarde van het leven kan vatten, waarom dan nog een beroep doen op God? Ik antwoord vanuit de menselijke ervaring. De dood van een geliefde is voor diegene die hem beminnen, de meest absurde gebeurtenis die men zich kan indenken: deze geliefde is onvoorwaardelijk waard dat hij leeft, het is goed en schoon dat hij bestaat (zijnde, goedheid en schoonheid zijn, zoals de metafysicus zou zeggen, transcendenteel verwisselbaar). Evenzo lijkt de dood van diezelfde persoon, in de ogen van wie hem niet bemint, een natuurlijk fenomeen te zijn, logisch (niet absurd). Wie heeft het bij het rechte eind: diegene die bemint (“de dood van deze persoon is absurd”) of diegene die niet bemint (“de dood van deze persoon is logisch”)?
De eerste positie is enkel verdedigbaar indien elke persoon bemind wordt door een oneindige Kracht en dit is de reden waarom het noodzakelijk was een beroep te doen op God. Immers, wie bemint, wil niet dat de persoon die hij bemint, sterft; en, indien hij kon, dan zou hij dit voor altijd verhinderen. Indien hij kon ... Eindige liefde is machteloos; oneindige liefde is almachtig. Welnu, dit is de zekerheid die de Kerk belijdt: “Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben” (
Joh. 3, 16). Ja! God bemint elke persoon en daarom is elke persoon onvoorwaardelijk waard dat hij leeft. “Het bloed van Christus, laat zien, terwijl het de grootheid van de liefde van de Vader openbaart, hoe kostbaar de mens is in Gods ogen en hoe onschatbaar de waarde van zijn leven.”
H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven, Evangelium Vitae (25 mrt 1995), 25
Echter, in moderne tijden heeft de mens de scheppende en verlossende blik van de Vader
Vgl. Joh. 4, 14
willen vermijden en steunt hij op zichzelf en niet op de Goddelijke Almacht. Dit alles lijkt op wat er gebeurt in een gebouw van gewapend beton zonder vensters, waar het de mens is die zorgt voor verwarming en licht. En toch, in deze zelfontworpen wereld doet men tegelijkertijd beroep op de ‘voorraden’ van God, die dan omgevormd worden tot onze producten. Wat valt er dan te zeggen? Het is noodzakelijk opnieuw de vensters te openen, de uitgestrektheid van de wereld, van hemel en aarde, te zien en dit alles op de juiste wijze te gebruiken. In feite wordt de waarde van het leven maar duidelijk als God bestaat. Daarom zou het mooi zijn indien de ongelovigen zouden willen leven ‘alsof God bestaat’. Hoewel zij niet de kracht hebben om te gelovigen, zouden ze dienen te leven op basis van deze hypothese; anders dan functioneert de wereld niet. Er zijn zoveel problemen die dienen opgelost te worden, maar dat zal nooit helemaal gebeuren indien God niet in het centrum zal worden geplaatst, indien God niet opnieuw zichtbaar wordt in de wereld en ons leven bepaalt. Wie zich opent voor God, verwijdert zich niet van de wereld en van de mensen, maar vindt er broeders: in God vallen onze muren van scheiding weg, wij zijn allen broeders, wij maken deel uit van elkaar.