
Paus Benedictus XVI - 31 oktober 2012
Vereerde Broeders,
Geliefde broeders en zusters,
In deze liturgie van de Vespers aan de vooravond van het Hoogfeest van Allerheiligen herdenken wij de inauguratie door Paus Julius II, nu vijfhonderd jaar geleden, van de fresco’s van het plafond van deze Sixtijnse Kapel. Ik bedank kardinaal Bertello voor zijn woorden van groet en groet van harte alle aanwezigen.
Hier komt alles tot leven, in contact met het Woord van God weerklinkt hier alles. We hebben geluisterd naar het fragment van de Hebreeënbrief: “Gij zijt genaderd tot de berg Sion en de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem en de duizendtallen engelen, de feestelijke en plechtige vergadering ...” (Hebr. 12, 22-23). De auteur richt zich tot de christenen en legt uit dat voor hen de beloften van het Oude Verbond werkelijkheid zijn geworden: een feest van gemeenschap met God met als centrum God en Jezus, het geslachtofferde en verrezen lam Vgl. Hebr. 12, 23-24 . Geheel deze dynamiek van belofte en vervulling is hier afgebeeld op de fresco’s aan de langzijdige muren, het werk van grote schilders uit Umbrië en Toscane uit de tweede helft van de 15e eeuw. En wanneer de tekst verder gaat en zegt dat wij genaderd zijn tot “de vergadering van de eerstgeborenen die in de hemel zijn ingeschreven, tot God, de rechter van allen, tot de geesten van de rechtvaardigen die de voleinding bereikt hebben” (Hebr. 12, 23), dan heft onze blik zich op tot het Laatste Oordeel van Michelangelo, waar de hemelsblauwe achtergrond, die ook terugkomt in de mantel van de Maagd Maria, een licht van hoop geeft aan het geheel van dit dramatische visioen.
“Christi, redemptor omnium,
conserva tuos famulos,
beatae semper Virginis,
placatus sanctis precibus”,
zingen wij in de eerste strofe van de hymne van deze Vespers. Dit is precies wat wij zien: Christus, de Verlosser in het centrum, gekroond door zijn Heiligen en naast Hem Maria, die in gebed bij Christus voorspreekt alsof zij als het ware dit schrikwekkende oordeel wil milderen.