
Paus Benedictus XVI - 28 oktober 2012
Vereerde Broeders,
Eminente dames en heren,
Dierbare broeders en zusters!
Het wonder van de genezing van de blinde Bartimeüs heeft een belangrijke plaats in de structuur van het Evangelie van Marcus. Het bevindt zich immers aan het eind van een gedeelte dat “reis naar Jeruzalem” wordt genoemd, dat wil zeggen de laatste pelgrimage van Jezus naar de Heilige Stad, voor het Pasen waarin Hij weet dat Hem het lijden, de dood en de verrijzenis te wachten staan. Om op te gaan naar Jeruzalem vanuit het dal van de Jordaan passeert Jezus Jericho, en de ontmoeting met Bartimeüs vindt plaats bij de uitgang van de stad, “toen – merkt de evangelist op – Jezus vergezeld van zijn leerlingen en een flinke menigte weer uit Jericho wegtrok” (Mc. 10, 46), de menigte die kort daarna Jezus zal toejuichen als Messias bij zijn intocht in Jeruzalem. Gewoon aan de kant van de weg zat Bartimeüs te bedelen, wiens naam “zoon van Timeüs” betekent, zoals de evangelist zelf zegt. Heel het Evangelie van Marcus is een reisroute van geloof, dat zich geleidelijk ontwikkelt volgens het onderricht van Jezus. De leerlingen spelen de hoofdrol in deze ontdekkingsreis, maar er zijn ook andere personages die een belangrijke rol innemen, en Bartimeüs is er één van. Zijn wonderbaarlijke genezing is de laatste die Jezus verricht vóór zijn lijden, en niet toevallig is het er één van een blinde, dus een persoon wiens ogen het licht hebben verloren. We weten ook uit andere teksten dat de toestand van blindheid vol betekenis is in de Evangeliën. Het vertegenwoordigt de mens die het licht van God nodig heeft, het licht van het geloof, om de werkelijkheid echt te kennen en op de weg van het leven te lopen. Het is essentieel je blindheid te erkennen, je behoefte aan dit licht, anders blijf je voor altijd blind. Vgl. Joh. 9, 39-41