
Paus Benedictus XVI - 24 oktober 2012
Dierbare broeders en zusters,
Paus Benedictus XVI - Audiëntie
Jaar van het Geloof - Introductie
(17 oktober 2012) ben ik bij de aanvang van het Jaar van het Geloof met een nieuwe reeks catecheses begonnen over het geloof. En vandaag zou ik met u willen nadenken over een fundamentele vraag: wat is het geloof? Heeft geloof nog zin in een wereld waarin wetenschap en techniek horizonten hebben geopend die voor kort nog ondenkbaar waren? Wat betekent geloven vandaag? Onze tijd heeft inderdaad nood aan opvoeding in hernieuwd geloof, dat voorzeker kennis van zijn waarheden en geloofsgebeurtenissen inhoudt, maar dat vooral ontstaat uit een echte ontmoeting met God in Jezus Christus, uit liefde voor Hem, uit vertrouwen in Hem, zodanig dat heel het leven erin betrokken wordt.
Maar alle dagen zien wij rondom ons dat velen voor deze verkondiging onverschillig zijn of ze weigeren te aanvaarden. Op het einde van het Evangelie volgens Marcus van vandaag hoorden wij de harde woorden van de Verrezene: “Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden, maar wie niet gelooft zal veroordeeld worden” (Mc. 16, 16), dat wil zeggen: hij gaat verloren. Ik zou u willen uitnodigen daarover na te denken. Vertrouwen in de werking van de Heilige Geest moet ons altijd aansporen om het Evangelie te prediken, om moedig van het geloof te getuigen; maar naast de mogelijkheid van een positief antwoord op de gave van het geloof, bestaat ook het gevaar dat het Evangelie afgewezen wordt, dat de vitale ontmoeting met Christus niet aanvaard wordt. De heilige Augustinus bracht dit probleem in één van zijn commentaren op de parabel van de zaaier naar voor: “Wij althans, wij spreken, strooien en verspreiden het zaad. Onder onze toehoorders zijn er die het misprijzen, erover klagen, ermee lachen. Als we al die toehoorders vrezen, is het niet meer mogelijk om te zaaien en moeten wij ons eraan verwachten dat we bij de oogst sterven van honger. Moge het zaad dus in goede aarde vallen” H. Augustinus, De disciplina Christiana. 13, 14: PL 40, 677-678. Afwijzing mag ons dus niet ontmoedigen. Als Christenen zijn wij het getuigenis van die vruchtbare grond: ondanks onze beperkingen, toont ons geloof dat de goede aarde bestaat waarin het zaad van Gods woord overvloedige vruchten voortbrengt van gerechtigheid, vrede en liefde, van een nieuwe mensheid, van heil. En heel de Kerkgeschiedenis met al haar problemen toont ook dat goede aarde, dat goed graan bestaat en vrucht draagt.