H. Paus Johannes Paulus II - 13 maart 2005
Dierbare priesters!In dit Jaar van de Eucharistie komt mij onze jaarlijkse geestelijke ontmoeting op Witte Donderdag - de dag waarop Christus "zijn liefde tot het uiterste" betoond heeft (Joh. 13, 1), de dag van de Eucharistie en de dag van ons priesterschap - bijzonder gelegen.
Naar jullie, dierbare priesters, gaan mijn gedachten uit, terwijl ik als zieke onder de zieken in het ziekenhuis een tijd van behandeling en herstel doorbreng en in de Eucharistie mijn lijden met het lijden van Christus verbind. In deze geest zou ik graag met jullie over enkele aspecten van onze priesterlijke spiritualiteit nadenken.
Daarbij laat ik mij leiden door de instellingswoorden van de Eucharistie, die wij elke dag in persona Christi uitspreken, om op onze altaren het eens en voor allen volbrachte offer op Golgotha tegenwoordig te stellen. Van deze woorden gaat een lichtbrengend houvast uit voor priesterlijke vroomheid. Als heel de Kerk leeft vanuit de Eucharistie, moet het leven van priesters wel op bijzondere wijze een 'eucharistische gestalte' hebben. De instellingswoorden mogen voor ons daarom niet slechts een consecratieformule zijn, maar een 'formule voor het leven'.
In iedere heilige Mis vernieuwen wij in de gedachtenis onze innerlijke grondhouding, die Jezus bij de handeling van het breken van het brood tot uitdrukking heeft gebracht: die van dankzegging. Dankbaarheid ligt ten grondslag aan het begrip 'Eucharistie' zelf. In deze dankzegging stroomt heel de bijbelse spiritualiteit van de lofprijzingen der mirabilia Dei samen. God houdt van ons, gaat ons voor in zijn Voorzienigheid en begeleidt ons met voortdurende heilshandelingen.
In de Eucharistie dankt Jezus de Vader met ons en voor ons. Hoe kan het anders dan dat deze dankzegging van Jezus het leven van de priesters bepaalt? Zij weten dat ze een blijvende gezindheid van dankbaarheid moeten koesteren voor de vele in de loop van hun leven ontvangen gaven: met name voor die van het geloof, waarvan zij verkondigers geworden zijn en voor die van het priesterschap, dat hen totaal wijdt aan de dienst van het Koninkrijk. Wij hebben onze kruisen - en we zijn zeker niet de enigen! - maar de gaven die we hebben ontvangen zijn zo groot, dat we niet anders kunnen dan uit de diepte van ons hart ons Magnificat zingen.
De zelfgave van Christus, die haar oorsprong heeft in het Drie-ene leven van God die liefde is, bereikt haar hoogste uitdrukking in het offer aan het kruis, waarvan de sacramentele voorafbeelding het Laatste Avondmaal is. Wij kunnen de consecratiewoorden niet herhalen, zonder ons in deze geestelijke beweging opgenomen te weten. In zekere zin moet de priester leren om ook over zichzelf in waarheid en grootmoedigheid te zeggen "neemt en eet". Zijn leven heeft daadwerkelijk zin, als hij zich tot gave weet te maken, door zich in de gemeenschap beschikbaar te stellen en ieder ten dienste te staan die hem nodig heeft.
Dat is precies wat Jezus van zijn leerlingen verwachtte, zoals de evangelist Johannes in zijn beschrijving van de voetwassing benadrukt. Dat is wat ook het volk Gods van de priester verwacht. Bij nauwkeuriger overweging wordt het duidelijk, dat de gehoorzaamheid die hij op de dag van zijn wijding op zich nam en gevraagd wordt te bekrachtigen als belofte in de Chrismamis, wordt verlicht door zijn band met de Eucharistie. Wanneer hij uit liefde gehoorzaamheid betoont, waarbij hij misschien afziet van rechtmatige vrijheden naar het maatgevend oordeel van de bisschop, verwerkelijkt de priester aan het eigen lichaam dit "neemt en eet", waarmee Christus zelf zich bij het Laatste Avondmaal voor de Kerk gegeven heeft.
Het Lichaam en Bloed van Christus zijn gegeven voor het heil van de mens, van de hele mens en alle mensen. Dit heil is integraal en tegelijkertijd universeel, opdat er geen mens is die, tenzij door vrijwillige afwijzing, uitgesloten blijft van de heilsmacht van Christus' Bloed: "qui pro vobis et pro multis effundetur." Het gaat om een offer, dat voor 'velen' gegeven wordt, zoals de bijbelse tekst (Mc. 14, 24)(Mt. 26, 28) Vgl. Jes. 53, 11-12 op typisch Joodse wijze zegt. Dit woord 'velen' verwijst naar de grote schare die het heil bereikt, dat de ene Christus heeft bewerkt. Ze sluit tegelijkertijd het totaal van alle mensen in, die het wordt aangeboden: Het is het Bloed, "dat voor u en voor alle mensen wordt vergoten", zoals enkele vertalingen terecht doen uitkomen. Het Lichaam van Christus is daadwerkelijk geofferd "ten bate van het leven der wereld" (Joh. 6, 51) Vgl. 1 Joh. 2, 2 .
Als wij de eerbiedwaardige woorden van Christus herhalen, bij eerbiedig zwijgen van de liturgie vierende gemeenschap, worden wij priesters tot bevoorrechte verkondigers van dit heilsgeheim. Maar hoe kunnen wij dit op werkzame wijze zijn, zonder onszelf verlost te voelen? De genade bereikt ons als eersten in ons binnenste. Zij tilt ons op uit onze kwetsbaarheid en laat ons met het vertrouwen dat zoons eigen is uitroepen: "Abba, Vader". Vgl. Gal. 4, 6 Vgl. Rom. 8, 15 En dit verplicht ons op de weg der volmaaktheid voort te gaan. Want het heil vindt in de heiligheid zijn volwaardige uitdrukking. Alleen wanneer wij als verlosten leven, worden wij tot geloofwaardige verkondigers van het heil. Anderzijds geldt: als we ons iedere keer de wil van Christus dat allen het Heil geboden wordt bewust worden, zal dit in onze geest missionaire ijver aanwakkeren, die ieder van ons aanspoort: "Alles ben ik voor allen, om er tot elke prijs enkelen te redden" (1 Kor. 9, 22).
Deze woorden van Jezus zijn ons niet alleen door Lucas (Lc. 22,19) maar ook door Paulus (1 Kor. 11, 24) doorgegeven. De samenhang waarin ze werden uitgesproken - dat moeten we voor ogen houden - is het Paschamaal, dat voor de Joden een 'gedachtenis' (Hebreeuws: zikkarôn) was. Bij deze gelegenheid gedachten de Israëlieten vooral de 'Exodus', maar ook de andere belangrijke gebeurtenissen van hun geschiedenis: de roeping van Abraham, het offer van Isaak, de sluiting van het Verbond bij de Sinaï en de vele ingrepen van God ter bescherming van zijn volk. Ook voor de christenen is de Eucharistie een 'gedachtenis', echter op unieke wijze: zij is niet slechts gedenken, maar stelt sacramenteel de Dood en Opstanding van de Heer tegenwoordig.
Daarenboven zou ik graag benadrukken, dat Jezus heeft gezegd: "Doe dit om Mij te gedenken." De Eucharistie gedenkt niet enkel een feit, zij gedenkt Hem! Iedere dag in persona Christi de gedachteniswoorden herhalen betekent voor de priester een stimulans om een 'spiritualiteit van de herinnering' te ontwikkelen. We leven in een tijd, waarin door snelle veranderingen in cultuur en maatschappij de zin voor traditie minder wordt en met name de jonge generaties het contact met de eigen wortels dreigen te verliezen. Hierin is de priester geroepen om in de hem toevertrouwde gemeente de mens van de getrouwe herinnering aan Christus en aan zijn hele Geheim te zijn: aan de voorzegging van Christus in het Oude Testament, aan de vervulling in het Nieuwe Testament en aan de voortschrijdende verdieping van het geheim van Christus onder leiding van de heilige Geest. En wel volgens de belofte: "Hij zal jullie verder in alles onderrichten. Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb" (Joh. 14, 26).
Met deze uitroep na de consecratie van Brood en Wijn drukt de priester de steeds weer nieuwe verbazing uit over het buitengewone wonder dat zich in zijn handen voltrok. Het is een wonder dat alleen de ogen van het geloof kunnen waarnemen. De natuurlijke elementen verliezen niet hun uiterlijke eigenschappen, omdat de 'gedaanten' die van brood en wijn blijven. Maar door de kracht van de woorden van Christus en de werking van de heilige Geest verandert hun 'natuur' in die van het Lichaam en Bloed van Christus. Zo is op het altaar de gestorven en opgestane Christus in de volheid van Zijn menszijn en God-zijn 'waarlijk, werkelijk, wezenlijk' tegenwoordig. Een hoogheilige werkelijkheid dus! Daarom omgeeft de Kerk dit mysterie met grote eerbied en waakt er oplettend over dat de liturgische normen, die ter bescherming van de heiligheid van dit zo grote sacrament werden opgesteld, in acht genomen worden.
Wij priesters zijn de celebranten, maar ook de behoeders van dit hoogheilige mysterie. Aan onze relatie met de Eucharistie ontleent onze 'heilige' levensstaat zijn uiterst voorname zin. Deze heiligheid moet door heel onze manier van zijn worden uitgedrukt, maar vooral door hoe wij de Mis vieren. Laten we ons daarom in de school van de heiligen begeven! Dit Jaar van de Eucharistie nodigt ons uit om opnieuw de heiligen te ontdekken, die met bijzondere nadruk de viering van de Eucharistie hebben betuigd. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Blijf bij ons, Heer, Mane nobiscum, Domine (7 okt 2004), 31 Veel zalig- en heiligverklaarde priesters waren een voorbeeldig getuigenis, door op de gelovigen die hun Misvieringen bijwoonden geloofsijver over te brengen. Voor velen van hen was lange eucharistische aanbidding kenmerkend. Verblijven bij de eucharistische Jezus - in zekere zin onze 'eenzaamheid' benuttend - om ons te vullen met deze heilige tegenwoordigheid van Christus, betekent aan onze wijding heel de warmte en vertrouwdheid met Christus geven, waaraan ons leven vreugde en zin ontleent.
Iedere keer dat wij de Eucharistie vieren, wordt de gedachtenis van Christus in zijn paasmysterie tot verlangen naar de volle en definitieve ontmoeting met Hem. Wij leven in de verwachting van Zijn komst! In de priesterlijke spiritualiteit moet deze spanning in de vorm van pastorale liefde worden beleefd, die ons noopt om temidden van het volk van God te leven, om zijn weg de juiste oriëntering te geven en de hoop te voeden. Deze taak vraagt van priesters de innerlijke houding van de apostel Paulus: "Vergetend wat achter mij ligt, mij uitstrekkend naar wat voor me ligt, storm ik af op het doel..." (Fil. 3, 13-14). De priester is iemand, die ondanks het voortschrijden der jaren jeugdigheid blijft uitstralen, waarmee hij de mensen op zijn weg in dezelfde mate 'aansteekt'. Het geheim ligt in de 'hartstocht' die hij voor Christus ervaart. De heilige Paulus zei: "Want voor mij is leven Christus" (Fil. 1, 21).
Vooral met de nieuwe evangelisatie hebben mensen het recht zich tot priesters te wenden in de hoop in hen Christus te kunnen 'zien'. Vgl. Joh. 12, 21 Vooral jongeren voelen er behoefte aan dat Christus hen altijd weer bij zich roept, om hen tot Zijn vrienden te maken en enkelen de volledige overgave omwille van het Koninkrijk voor te stellen. Aan roepingen zal het zeker niet ontbreken als de kwaliteit van ons priesterlijke leven stijgt, als wij heiligen zijn met blij enthousiasme bij de uitoefening van ons ambt. Een priester die 'gegrepen' is door Christus Vgl. Fil. 3, 12 zal anderen gemakkelijker voor het besluit 'winnen' om aan hetzelfde avontuur deel te nemen.
Toen ik in die jaren, met name in de apostolische Brief H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Evangelium Vitae
Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven
(25 maart 1995) Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven, Evangelium Vitae (25 mrt 1995), 23-28 en H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Rosarium Virginis Mariae
Over de allerheiligste Rozenkrans
(16 oktober 2002) Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de allerheiligste Rozenkrans, Rosarium Virginis Mariae (16 okt 2002), 9-17 op de beschouwing van Christus' aangezicht aandrong, wilde ik wijzen op Maria als de grote leermeesteres. In de H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Ecclesia de Eucharistia
De Kerk leeft van de Eucharistie
(17 april 2003) heb ik haar als 'Vrouwe van de Eucharistie' Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Kerk leeft van de Eucharistie, Ecclesia de Eucharistia (17 apr 2003), 53-58 voorgesteld. Wie kan ons de omvang van het eucharistische Mysterie beter doen inzien dan Maria? Niemand anders dan zij kan ons leren met welke vurigheid wij de heilige geheimen moeten vieren en in de tegenwoordigheid verblijven van haar Zoon, verborgen onder de eucharistische sluier. Omwille van jullie allen wend ik mij dus tot haar, vertrouw ik haar in het bijzonder de oude, zieke priesters toe en ieder die zich in moeilijkheden bevindt. Op het Paasfeest in dit Jaar van de Eucharistie herinner ik graag ieder van jullie aan het warme en geruststellende woord van Jezus: "Zie daar uw moeder" (Joh. 19, 27).
In deze zin zegen ik jullie van harte en wens jullie diepe Paasvreugde.
Vanuit de Gemelli-kliniek in Rome, 13 maart, de vijfde vastenzondag van het jaar 2005, in het zevenentwintigste jaar van mijn pontificaat.Johannes Paulus II