
H. Paus Johannes Paulus II - 13 maart 2005
Het Lichaam en Bloed van Christus zijn gegeven voor het heil van de mens, van de hele mens en alle mensen. Dit heil is integraal en tegelijkertijd universeel, opdat er geen mens is die, tenzij door vrijwillige afwijzing, uitgesloten blijft van de heilsmacht van Christus' Bloed: "qui pro vobis et pro multis effundetur." Het gaat om een offer, dat voor 'velen' gegeven wordt, zoals de bijbelse tekst (Mc. 14, 24)(Mt. 26, 28) Vgl. Jes. 53, 11-12 op typisch Joodse wijze zegt. Dit woord 'velen' verwijst naar de grote schare die het heil bereikt, dat de ene Christus heeft bewerkt. Ze sluit tegelijkertijd het totaal van alle mensen in, die het wordt aangeboden: Het is het Bloed, "dat voor u en voor alle mensen wordt vergoten", zoals enkele vertalingen terecht doen uitkomen. Het Lichaam van Christus is daadwerkelijk geofferd "ten bate van het leven der wereld" (Joh. 6, 51) Vgl. 1 Joh. 2, 2 .
Als wij de eerbiedwaardige woorden van Christus herhalen, bij eerbiedig zwijgen van de liturgie vierende gemeenschap, worden wij priesters tot bevoorrechte verkondigers van dit heilsgeheim. Maar hoe kunnen wij dit op werkzame wijze zijn, zonder onszelf verlost te voelen? De genade bereikt ons als eersten in ons binnenste. Zij tilt ons op uit onze kwetsbaarheid en laat ons met het vertrouwen dat zoons eigen is uitroepen: "Abba, Vader". Vgl. Gal. 4, 6 Vgl. Rom. 8, 15 En dit verplicht ons op de weg der volmaaktheid voort te gaan. Want het heil vindt in de heiligheid zijn volwaardige uitdrukking. Alleen wanneer wij als verlosten leven, worden wij tot geloofwaardige verkondigers van het heil. Anderzijds geldt: als we ons iedere keer de wil van Christus dat allen het Heil geboden wordt bewust worden, zal dit in onze geest missionaire ijver aanwakkeren, die ieder van ons aanspoort: "Alles ben ik voor allen, om er tot elke prijs enkelen te redden" (1 Kor. 9, 22).