H. Paus Johannes Paulus II - 31 maart 1985
Christus geeft zijn jonge gesprekspartner in het Evangelie een antwoord. Hij zegt: "Slechts één is er goed". Wij hebben al gehoord, wat de jonge man had gevraagd. Hij vroeg: "Goede Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?" Hoe moet ik handelen, opdat mijn leven zin heeft, een volledige zin en waarde? Wij kunnen zijn vraag direct vertalen in de taal van onze tijd. In dit verband wil het antwoord van Christus uitdrukken: "God alleen is de definitieve grondslag van alle waarden: alleen Hij geeft aan ons menselijk bestaan een definitieve zin."
God alleen is goed, d.w.z.: Alleen in Hem vinden alle waarden hun bron en hun uiteindelijke vervulling. Hij is "de Alpha en de Omega, de oorsprong en het einde" (Openb. 21, 6). In Hem alleen vinden deze waarden hun echtheid en hun definitieve bevestiging. Zonder Hem - zonder die relatie tot God - hangt de gehele wereld met haar aardse waarden boven een eindeloos diepe leegte. Zij verliest daarbij ook haar doorzichtigheid en zeggingskracht. Dan doet het kwade zich als het goede voor en het goede wordt uitgestoten. Wordt dit niet bevestigd door hetgeen wij ervaren in onze tijd. waar God altijd buiten de grenzen van oordelen. handelingen en waarderingen gedrongen wordt?
Waarom is alleen God goed? Omdat Hij liefde is. Christus geeft dit antwoord door de woorden van het Evangelie en vooral door het getuigenis van Zijn leven en sterven: "Zo zeer heeft God de wereld liefgehad. dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft." (Joh. 3, 16). God is juist daarom goed, omdat Hij liefde is (1 Joh. 4, 8.16).
De vraag naar de waarde en naar de zin van het leven is - zoals gezegd - een deel van de bijzondere rijkdom van de jeugd. Zij openbaart zich in de binnenste kern van die rijkdom en die onrust welke met het levensontwerp verbonden is, dat de mens moet plannen en verwerkelijken. En dit des te meer, wanneer de jeugd door persoonlijk leed getekend is of het lijden van anderen bewust mee beleeft; indien de jeugd diep getroffen wordt door het veelvuldige kwaad, dat in de wereld aanwezig is: wanneer zij tenslotte tegenover het geheim van de zonde. de menselijke boosheid ("mysterium iniquitatis") Vgl. 2 Tess. 2, 7 komt te staan. Hierop geeft Christus dit antwoord: Alleen God is goed: alleen God is liefde. Dit antwoord mag moeilijk lijken. maar het is tegelijkertijd vast en waar: het bevat de definitieve oplossing. Hoezeer bid ik ervoor, dat jullie, beste vrienden. het antwoord van Christus werkelijk persoonlijk mogen vernemen en dat jullie de innerlijke weg zullen kunnen vinden, om het te begrijpen, te bevestigen en te verwerkelijken.
Zo is Christus in het gesprek met de jonge man uit het Evangelie. Zo is Hij ook in het gesprek met ieder van jullie. Wanneer jullie Hem aanspreken: "Goede Meester .... " dan vraagt Hij jullie: "Waarom noem je Mij goed? Niemand is goed behalve God zelf." Hieruit volgt: Indien Ik zelf goed ben, is dit een getuigenis voor God. "Wie Mij ziet, ziet de Vader" (Joh. 14, 9) Zo spreekt Christus. onze Meester en vriend. gekruisigd en opgestaan: steeds dezelfde "gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid" (Hebr. 13, 8).
Dit is de kern, het wezenlijke punt van het antwoord op die vragen die jullie "jonge mensen" stellen op grond van de rijkdom, die jullie met je meedragen en die haar wortels vindt in jullie jeugd. Jullie jeugd opent voor jullie verschillende wegen; zij stelt jullie voor de opgave een plan te maken voor je hele verdere leven. Hieruit volgen de vragen naar de waarden, naar zin en waarheid, over goed en kwaad. Als Christus jullie in Zijn antwoord uitnodigt dit alles op God te betrekken, geeft Hij tegelijkertijd aan waarin bij jullie zelf de bron en het fundament hiervoor liggen. Ieder van jullie is toch door de schepping Gods beeld en gelijkenis geworden. Vgl. Gen. 1, 26 Juist dit "zijn" als Zijn beeld en gelijkenis heeft tot gevolg, dat jullie bij jezelf deze vragen stellen en moeten stellen. Zij bewijzen, dat de mens zonder God zichzelf niet begrijpen noch verwerkelijken kan. Jezus Christus is vooral daarom in de wereld gekomen om ieder van ons hiervan bewust te laten worden. Zonder Hem zou deze fundamentele dimensie van de waarheid over mensen, al te gemakkelijk in de duisternis wegzinken.
Inderdaad: "Het licht kwam in de wereld," (Joh. 3, 19) Vgl. Joh. 1, 9 maar "de duisternis nam het niet aan" (Joh. 1, 5).