
H. Paus Johannes Paulus II - 31 maart 1985
Deze woorden uit het Evangelie gaan uiteraard over de roeping tot het priesterschap of het religieuze leven; maar tevens helpen ze ons het begrip 'roeping' in een nog ruimere en meer fundamentele betekenis te verstaan. Men zou hier kunnen spreken van een 'levensroeping', die in zekere zin gelijk is aan het levensdoel wat ieder van jullie uitstippelt in je jeugd. Maar 'roeping' betekent iets meer dan "doel". In het laatste geval ben ik zelf die handelt, en dat correspondeert meer met de realiteit van de persoonlijke structuur zoals ieder van jullie die heeft. Dit 'doel' is een 'roeping' voor zover er diverse factoren in meespelen die roepen. Deze factoren brengen meestal een speciale ordening met zich mee (ook wel "hiërarchie van waarden" genoemd) van waaruit een ideaal naar boven komt dat verwezenlijkt moet worden, een ideaal dat aanlokkelijk is voor een jong hart. In dit proces wordt de 'roeping' een 'doel', en het doel begint ook een roeping te worden.
Maar vanwege het feit dat we in het bijzijn van Christus zijn en onze gedachten over de jeugd baseren op het gesprek van Christus met de jonge man, moet deze relatie tussen 'levensdoel' en 'levensroeping' nauwkeuriger worden bepaald. Een menselijk wezen is een schepsel en tegelijkertijd een in Christus aangenomen kind van God: hij is een kind van God. Vandaar dat iemand tijdens de jeugd de vraag "wat moet ik doen?" niet alleen aan zichzelf stelt of aan andere mensen van wie hij een antwoord kan verwachten, met name aan zijn ouders en leraren, maar hij stelt deze ook aan God, Zijn Schepper en Vader. Hij stelt deze vraag in de context van die speciale innerlijke houding waarin hij heeft geleerd om een nauwe relatie met God te onderhouden, vooral in het gebed. Daarom vraagt hij aan God: "Wat moet ik doen?" Wat is Uw bedoeling met mijn leven? Uw scheppende. vaderlijke bedoeling? Wat is Uw wil? Die wil ik laten geschieden.
Hiermee krijgt het 'doel' de betekenis van een 'levensroeping', iets dat door God aan de enkeling wordt toevertrouwd als een taak. Jonge mensen die zichzelf beginnen te ontdekken en tegelijkertijd in gesprek komen met Christus in het gebed, verlangen er a.h.w. naar om de eeuwige gedachten te kunnen lezen die God, de Schepper en Vader, over hen heeft. Dan raken ze ervan overtuigd, dat de taak die God voor hen heeft bestemd, volledig aan hun eigen vrijheid wordt overgelaten en tegelijkertijd wordt bepaald door diverse omstandigheden van innerlijke en uiterlijke aard. De jonge mens. jongen of meisje, onderzoekt deze omstandigheden en bepaalt dan zijn of haar levensdoel. terwijl hij tegelijkertijd beseft dat dit doel de roeping is waartoe God hem of haar uitverkiest.
Ik wil daarom aan jullie allemaal. jonge mensen tot wie deze brief is gericht, deze prachtige taak toevertrouwen, welke gepaard gaat met de ontdekking, in verbondenheid met God, van ieders levensroeping. Dat is een geweldige taak. Dat is een boeiende innerlijke opdracht. Door deze opdracht zal jouw mens-zijn zich ontwikkelen en groeien, terwijl je jonge persoonlijkheid steeds meer innerlijke rijpheid zal verwerven. Je zult geworteld zijn in datgene wat ieder van jullie is om te worden tot datgene wat je moet worden: voor jezelf - voor andere mensen - voor God.
Parallel met dit proces van het ontdekken van iemands eigen 'levensroeping' moet er ook een steeds duidelijker realisatie tot stand komen van het feit dat deze levensroeping tegelijkertijd een 'christelijke roeping' is. Hier moet worden aangetekend dat in de periode vóór het Tweede Vaticaans Concilie het begrip 'roeping' allereerst was gekoppeld aan het priesterschap en het religieuze leven, alsof Christus Zijn woorden uit het Evangelie, "Volg Mij", alleen tot die jonge persoon richtte voor dit soort roepingen. Het Concilie heeft deze blik verruimd. Roepingen tot priesterschap en religieus leven hebben wel hun bijzonder kenmerk en hun sacramentele en charismatische betekenis behouden in het leven van het volk Gods. Maar tevens hebben het door het Tweede Vaticaans Concilie vernieuwde bewustzijn betreffende het algeheel deelgenootschap van alle gedoopten aan de drievoudige, profetische, priesterlijke en koninklijke zending van Christus (tria munera) alsmede het bewustzijn betreffende de algemene roeping tot heiligheid Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 39-42 geleid tot de overtuiging dat iedere menselijke levensroeping als een christelijke roeping beantwoordt aan de roeping in het Evangelie. Het "volg Mij" van Christus laat zich horen op de diverse wegen. die door de leerlingen en belijders van de goddelijke Verlosser worden begaan. Er zijn verschillende manieren om navolgers van Christus te worden - niet alleen door getuige te zijn van het eschatologische Koninkrijk van waarheid en liefde, maar ook door het streven om de tijdelijke werkelijkheid als geheel om te vormen naar de geest van het Evangelie. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 43.44 Op dit punt begint ook het apostolaat van de leken, dat onafscheidelijk verbonden is met het eigenlijke wezen van de christelijke roeping.
Dit zijn de uiterst belangrijke uitgangspunten Voor het levensdoel. dat overeenstemt met de wezenlijke dynamiek van jullie jeugd. Jullie moeten dit doel onderzoeken - onafhankelijk van de concrete 'levensinhoud' die het zal krijgen - in het licht van de woorden die Christus richtte tot de jonge man in het Evangelie.
Ook moeten jullie nog eens heel diepgaand de betekenis van het Doopsel en het Vormsel overdenken. Want deze twee Sacramenten bevatten de fundamentele grondslag voor het christelijk leven en de christelijke roeping. Vanuit deze sacramenten begint de weg naar de Eucharistie, welke de volheid bevat van de sacramentele gaven die christenen mogen ontvangen: alle geestelijke rijkdom van de Kerk is geconcentreerd in dit sacrament van de liefde. Het is ook noodzakelijk - en altijd in relatie met de Eucharistie _ om na te denken over het Sacrament van Boete, dat van onvervangbaar belang is voor de vorming van de christelijke persoonlijkheid, vooral wanneer dat gepaard gaat met geestelijke leiding, welke een systematische scholing is voor het innerlijk leven. Ik spreek over dit alles maar kort, ook al heeft ieder Sacrament van de Kerk zijn eigen bepaalde en specifieke relatie met de jeugd en met jonge mensen. Ik vertrouw erop dat dit thema meer gedetailleerd behandeld zal worden door anderen, vooral door zielzorgers die speciaal zijn aangesteld voor het werk met jonge mensen .
"De Kerk zelf" - zo leert het Tweede Vaticaans Concilie - "is als het ware het sacrament, dat wil zeggen het teken en het instrument, van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 1 Iedere levensroeping, voor zover zij een christelijke roeping is, is geworteld in de sacramentaliteit van de Kerk: zij wordt daarom gevormd door de sacramenten van ons geloof. De sacramenten stellen ons van jongs af aan in staat om ons menselijk 'ik' open te stellen voor de verlossende werkzaamheid van God, d.w.z. van de Allerheiligste Drie-eenheid. Zij maken het mogelijk om te delen in het leven van God, waarin het oorspronkelijke menselijke leven haar volheid vindt. Zo krijgt ons leven als mens een nieuwe dimensie en tegelijkertijd zijn christelijke originaliteit: Het inzicht in de eisen die het Evangelie aan de mens stelt, gaat gepaard met het inzicht betreffende de gave, die alles overstijgt. "Als ge enig begrip hadt van de gave Gods" zei Christus in Zijn gesprek tot de Samaritaanse vrouw (Joh. 4, 10).