
H. Paus Johannes Paulus II - 31 maart 1985
Als wij de tekst uit het Evangelie bekijken, kunnen wij zien dat deze blik van Christus, zo te zeggen, Zijn antwoord was op het getuigenis dat de jonge man had gegeven van zijn leven tot op dat moment, namelijk dat hij volgens Gods geboden had gehandeld: "Van jongs af aan heb ik deze geboden onderhouden. "
Tegelijkertijd vormde deze "liefhebbende blik" de inleiding tot het laatste gedeelte van het gesprek. Volgens het evangelie van Matteüs werd dit laatste deel van het gesprek door de jonge man zelf geopend, want hij legde niet alleen de nadruk op zijn eigen trouw t.a.v. "de Tien Geboden", die zijn hele gedrag tot nu toe hadden gevormd, maar stelde tegelijkertijd een nieuwe vraag. Hij vroeg namelijk: "Waar schiet ik nog tekort?" (Mt. 19, 20)
Deze vraag is zeer belangrijk. Zij laat zien, dat in het geweten van de mens en met name in dat van de jonge mens, een verborgen streven naar "iets hogers" aanwezig is. Dit streven komt op verschillende wijzen tot uitdrukking; wij kunnen het ook vaststellen bij de mensen, die ver van ons geloof verwijderd schijnen te zijn.
Onder de aanhangers van de niet-christelijke godsdiensten, vooral in het boeddhisme, hindoeïsme en de islam, waren er al van oudsher groepen "geestelijken", die dikwijls al in hun jeugd alles achterlieten om voor een staat van armoede en zuiverheid te kunnen kiezen en naar "het hoogst bereikbare" te zoeken, dat aan de andere zijde van het waarneembare gelegen is. Zij streven ernaar een toestand van volkomen vrijheid te bereiken. Zij nemen met liefde en vertrouwen hun toevlucht tot God en met heel hun hart trachten zij gehoor te geven aan Zijn verborgen raadsbesluiten. Het lijkt wel of ze hiertoe bewogen zijn door een geheimzinnige, innerlijke stem, die klinkt als de echo van de woorden, uitgesproken door de heilige Paulus: "De wereld die wij zien, gaat voorbij" (1 Kor. 7, 31) en die hun ertoe overhaalt op zoek te gaan naar dingen die groter zijn en van langere duur: "Zint op het hemelse" (Kol. 3, 1). Zij trachten met inspanning van al hun krachten dit doel te bereiken door serieus bezig te zijn met de zuivering van hun geest. En soms bereiken zij zelfs een punt waarbij zij van hun leven een soort liefdesgeschenk maken aan de godheid. Daardoor worden zij een levend voorbeeld voor hun medemensen, die zij door hun levenswijze trachten te wijzen op het feit, dat de eeuwige waarden van een veel groter belang zijn dan de vergankelijke en somtijds twijfelachtige waarden, welke door de maatschappij waarin zij leven worden aangeboden.
Dit streven naar volmaaktheid, naar "iets hogers", vindt echter zijn uitdrukkelijk referentiepunt in het Evangelie. In de Bergrede bevestigt Christus de hele morele wetgeving, waarvan het middelpunt gevormd wordt door de stenen tafelen van Mozes met "de Tien Geboden"; tegelijkertijd geeft Hij aan deze geboden echter een nieuwe evangelische betekenis. Alles is, zoals eerder gezegd, samengevat in de liefde, niet alleen als gebod, maar als geschenk: "Want Gods liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken " (Rom. 5, 5). In deze nieuwe samenhang worden ook "de Acht Zaligheden" begrijpelijk, waarmee de Bergrede in het evangelie van Matteüs wordt ingeleid Vgl. Mt. 5, 3-12 . In dezelfde context worden de geboden, die de grondslag vormen voor de christelijke moraal door de evangelische raadgevingen, waarin op een bijzondere en concrete wijze de oproep van Christus om te streven naar volmaaktheid, naar heiligheid, tot uitdrukking wordt gebracht, gecompleteerd.
Als de jonge man naar het "hogere" vraagt: "Waar schiet ik nog tekort?", kijkt Jezus hem liefdevol aan: Deze liefde heeft hier een nieuwe betekenis. De mens wordt innerlijk door de heilige Geest van een leven volgens de geboden geleid naar een leven in een bewuste overgave aan God: en de liefdevolle blik van Christus geeft uitdrukking aan deze innerlijke overgang. Jezus zegt: "Als je volmaakt wil zijn, ga dan heen, verkoop wat je bezit en geef het aan de armen. Daarmee zul je een blijvende schat in de hemel bezitten. En kom dan terug om Mij te volgen (Mt. 19, 21).
Ja, mijn beste jonge vrienden! De mens, de christen is in staat zijn leven als een geschenk te beschouwen. Deze dimensie is niet alleen "hoger" dan de dimensie van de afzonderlijke morele verplichtingen, zoals deze uit de geboden voortkomen: zij is ook "dieper" en fundamenteler. Zij vormt ook een vollere uitdrukking van het levensplan, waarmee wij in onze jeugd al bezig zijn. De dimensie van het geschenk ontwikkelt ook de graad van rijpheid van iedere menselijke en christelijke roeping, zoals wij later nog zullen zien.
Eerst wil ik echter nog verder met jullie spreken over de bijzondere betekenis van de woorden, die Christus tot die jonge man gesproken had. Ik doe dit, in de overtuiging, dat Christus deze in de Kerk zegt aan enkele van zijn jonge gesprekspartners uit elke generatie. Ook uit onze generatie. Zijn woorden betekenen dan een bijzondere roeping in de gemeenschap van het volk van God. De Kerk vindt deze uitspraak van Christus "Volg Mij" Vgl. Mc. 10, 21 Vgl. Joh. 1, 43 Vgl. Joh. 21, 23 bij het begin van iedere roeping tot het gewijde priesterschap, dat in de Rooms-Katholieke Kerk van de Latijnse ritus tegelijk verbonden is met de bewuste en vrije keuze van het celibaat. De Kerk vindt hetzelfde "Volg mij" van Christus aan het begin van de roeping tot religieus leven, waarbij door de geloften van de evangelische raden (zuiverheid, armoede en gehoorzaamheid) een man of vrouw het levensprogramma van Christus zelf op aarde aanvaardt, dat Hij terwille van het Koninkrijk Gods verwerkelijkt heeft Vgl. Mt. 19, 12 . Door het afleggen van religieuze geloften verplichten deze personen zich ertoe een bijzondere getuigenis van de allesoverstijgende liefde tot God en tegelijk voor die roeping tot eenheid met God in eeuwigheid te geven, die voor allen geldt. Het is nu eenmaal nodig dat enkelen daartoe een buitengewoon getuigenis voor de anderen afleggen.
Ik beperk mij ertoe, deze zaken in deze brief slechts kort te vermelden daar zij op andere plaatsen reeds verscheidene malen uitvoerig zijn aangehaald. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Exhortatie, Aan de vrouwelijke en mannelijke religieuzen over hun roeping in het licht van het Mysterie van de Verlossing, Redemptionis Donum (25 mrt 1984) Ik wil ze echter in herinnering brengen, omdat zij in het gesprek van Christus met de jonge man een bijzondere helderheid krijgen, vooral de vraag over de evangelische armoede. Ik wil jullie hier ook aan herinneren aangezien de roep van Christus "Volg Mij", juist in deze buitengewone en charismatische betekenis meestal al in de jeugd wordt gehoord, zelfs in de kinderjaren. Daarom wil ik tot jullie jongeren in deze belangrijke periode van de ontplooiing van jullie persoonlijkheid als man en vrouw zeggen: indien een dergelijke roep jullie hart bereikt, breng haar dan niet tot zwijgen! Geef haar de kans om zich te ontplooien tot de rijpheid van een roeping! Werk mee door gebed en trouw aan de geboden! " De oogst is groot" (Mt. 9, 37). En er zijn er zeer velen nodig, die de roep van Christus "Volg Mij". moet kunnen bereiken. Er is een enorme behoefte aan priesters naar het hart van God; de Kerk en de wereld van vandaag hebben beslist het getuigenis nodig van een leven dat zich zonder voorbehoud aan God schenkt, het getuigenis van een dergelijke liefde (als van een bruid) zoals Christus zelf getoond heeft, een liefde, die op een bijzondere wijze het Rijk van God onder de mensen tegenwoordig laat zijn en het dichter bij de wereld brengt.
Sta mij daarom toe om de woorden van Christus over de oogst, die groot is, door te geven (Mt. 9, 37, v). Ja, groot is de oogst van het Evangelie, deze oogst van het heil! ... "Maar er zijn slechts weinig arbeiders." Misschien ervaart men dit vandaag meer als in het verleden, met name in enkele landen evenals in enkele kloosterorden.
"Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten." zo gaat Christus verder. Deze woorden vormen vooral in onze tijd een programma van gebed en inzet voor de priesterroepingen en de klooster-roepingen.
Met dit programma richt de Kerk zich tot jullie, tot de jongeren. Ook jullie moeten erom vragen!
En als dit gebed van de Kerk in de diepte van jullie hart vrucht gaat dragen, dan zullen ook jullie de Meester horen vragen: "Volg Mij."