
H. Paus Johannes Paulus II - 31 maart 1985
Indien wij ons verder bezighouden met het gesprek tussen Christus en de jonge man, komen we weer in een andere fase. Het is een nieuwe en beslissende fase. De jonge man heeft het essentiële en fundamentele antwoord gekregen op de vraag: "Wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?", en dit antwoord komt overeen met zijn hele levensweg, tot op dat moment: "Van jongs af aan heb ik mij aan deze geboden gehouden."
Hoezeer hoop ik, dat de levensweg van ieder van jullie tot nu toe op dezelfde wijze met het antwoord van Christus overeenstemt! Ja, ik hoop dat jullie jeugd je een sterke basis van degelijke en gezonde principes zal schenken, dat jullie geweten al in de jaren van je jeugd die rijpe helderheid zal krijgen, die ieder van jullie in het leven in staat zal stellen, steeds een "gewetensvol mens", "een persoon, die vertrouwen wekt", die dus geloofwaardig is, te zijn. De morele persoonlijkheid, die op deze wijze gevormd is, is tegelijkertijd de belangrijkste bijdrage, die jullie aan het leven in de gemeenschap kunnen geven, aan de familie, de maatschappij, aan het beroepsleven en aan de culturele en politieke activiteiten en tenslotte ook aan de gemeenschap van de Kerk - aan alle kringen waartoe jullie al behoren of eens zullen behoren. Tegelijkertijd gaat het hierbij om de volledige en diepe echtheid van het mens-zijn en om eenzelfde echtheid in de ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid van man en vrouw, met al die eigenschappen, die het unieke wezen van deze persoonlijkheid vormen en die ook op het leven in de gemeenschap, te beginnen bij het gezin, op een veelzijdige wijze hun invloed uitoefenen. Ieder van jullie dient op een of andere manier bij te dragen tot de verrijking van de gemeenschap en dit vooral door datgene wat hij of zij is. Is dat niet de zinvolle openheid van een jeugd, die de heel persoonlijke rijkdom van ieder bevat! De mens beschouwt zichzelf en zijn mens-zijn als zijn eigen innerlijke wereld en tegelijkertijd als het geschikte gebied waarop hij "met anderen" en "voor anderen" kan zijn.
Hierbij krijgen de inhoud van "de Tien Geboden" en de wet van het Evangelie een doorslaggevende betekenis. Vooral het gebod van de liefde, dat de mensen openstelt voor God en de naaste. Want de liefde is toch " de band der volmaaktheid" (Kol. 3, 14); door de liefde komen de mens en de menselijke broederschap tot een vollere rijpheid. Daarom is de liefde het grootste Vgl. 1 Kor. 13, 13 en het eerste gebod onder de geboden die Christus ons geleerd Vgl. Mt. 22, 38 heeft; dit gebod omvat en verenigt al de andere geboden.
Ik wens dus ieder van jullie toe, dat je op de wegen van je jeugd Christus mag ontmoeten, zodat jullie voor Hem, door het getuigenis van je geweten, deze morele wet van het Evangelie kunnen bevestigen, waarvan de waarden gedurende generaties al zoveel mensen, met een nobele geest, min of meer hebben aangesproken. Dit is niet de geschikte plaats om voorbeelden hiervan aan te halen uit de geschiedenis van de mensheid. Het staat echter vast dat, al vanaf de oudste tijden, de stem van het geweten de mens naar een objectieve morele norm leidt, die haar concrete uitdrukking vindt in de achting die de ene persoon voor de andere heeft, en in het principe om de naaste niet datgene aan te doen, waarvan men niet wil, dat het hem of haarzelf wordt aangedaan. "De morele wet", zo heeft Confucius eens gezegd , "is niet ver van ons verwijderd ... De wijze mens maakt niet veel fouten met betrekking tot de morele wet. Want hij heeft als grondregel: doe anderen niet datgene aan, waarvan je niet wil, dat het jezelf wordt aangedaan" (Tchung-Yung. De juiste Maat. 13). Een oude Japanse Meester (Dengyo Daishi, ook wel Saicho genoemd, omstreeks 767-822 na Chr.) roept de anderen op om "zich zelf te vergeten en de anderen goed te doen: want hierin ligt het toppunt van vriendschap en medelijden verborgen" (vgl. W.Th. De Bary. Sources of Japanese Tradition. New York 1958. Bd. I. S. 127). Ook Mahatma Gandhi moet hier genoemd worden. Hij heeft gewezen op de "macht van de waarheid" (satya-graha), die zonder geweld overwint, alleen met een bijzondere kracht die schuilt in een rechtvaardige handeling.
Hierbij zien wij al duidelijk die objectieve moraal naar voren komen, waarvan de heilige Paulus zegt, dat zij in het hart staat geschreven en waarvan het geweten getuigenis aflegt Vgl. Rom. 2, 15 . De christen ziet hierin duidelijk het licht van het scheppende woord van God, dat elk mens verlicht Vgl. Joh. 1, 9 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 2 : en juist omdat hij dit Woord volgt, dat vlees geworden is, verheft hij zich tot de hogere wet van het Evangelie, die door het gebod van liefde op volstrekte wijze van hem verlangt, voor de naaste al het goede te doen, waarvan hij zou willen, dat het ook voor hem of haarzelf gedaan wordt. De christen bevestigt aldus de innerlijke stem van zijn geweten, door Christus en Zijn woord onvoorwaardelijk na te volgen.
Verder wens ik jullie toe, dat jullie, na inzicht te hebben gekregen in de essentiële en belangrijke vragen t.a.v. jullie jeugd en de plannen die jullie hebben met het hele leven dat nog voor je ligt, datgene mogen ervaren, waarover het Evangelie spreekt: "Jezus keek hem liefdevol aan." Ik hoop, dat jullie deze blik mogen ervaren; dat jullie de waarheid mogen ervaren dat Hij, Jezus Christus, jullie liefdevol aankijkt!
Aan ieder mens schenkt Hij deze liefdevolle blik. Het Evangelie bevestigt dit steeds opnieuw. Men kan zelfs zeggen, dat in deze liefdevolle blik van Christus a.h. w. een samenvatting van de gehele Blijde Boodschap besloten ligt. Indien wij het ,begin' van deze blik willen zoeken, moeten wij teruggaan naar het Boek Genesis, naar het moment, dat God na de schepping van de mens als "man en vrouw" zag, dat "alles zeer goed was" (Gen. 1, 31). Deze allereerste blik van de Schepper wordt weerspiegeld in de blik van Christus, waarmee Hij het gesprek met de jonge man in het Evangelie begeleid.
Wij weten, dat Christus deze liefdevolle blik door Zijn verlossing-brengend offer aan het kruis zal bekrachtigen en bezegelen; want juist door dit offer heeft deze 'blik' een bijzondere diepte aan liefde bereikt. In hem ligt een zodanige bevestiging van de mensen en de mensheid besloten, als alleen mogelijk is bij Christus, de Verlosser en Bruidegom. Alleen Hij weet, "wat in de mens leeft" Vgl. Joh. 2, 25 : Hij kent zijn zwakheden; Hij kent echter vooral zijn waarde. Ik wens ieder van jullie toe, deze blik te mogen ontdekken en hem in heel zijn diepte te ervaren. Op welk moment dit zal gebeuren in jullie leven, weet ik niet. Ik denk, op het ogenblik dat je hem het meeste nodig hebt: misschien in het lijden, misschien verbonden met het getuigenis van een rein geweten, zoals bij de jonge man uit het Evangelie; of misschien juist bij een tegenovergestelde situatie, verbonden met een schuldgevoel, met gewetens-wroeging. Want Christus keek ook Petrus aan op het moment dat hij faalde, toen hij zijn Meester driemaal verloochend had. Vgl. Lc. 22, 61
De mens heeft deze liefdevolle blik nodig. Hij moet er zich van bewust zijn, dat er van hem gehouden wordt, in alle eeuwigheid en uitverkoren door de eeuwigheid Vgl. Ef. 1, 4 . Deze eeuwigdurende liefde van goddelijke uitverkiezing begeleidt de mens zijn leven door als de liefdevolle blik van Christus. En misschien nog wel het meest in ogenblikken van beproeving, vernedering en vervolging, wanneer ons mens-zijn in de ogen van anderen a.h.w. bevlekt is, te schande gezet en vertrapt. Op dat moment wordt het besef, dat de Vader door Zijn Zoon altijd al van ons gehouden heeft, dat Christus van ons blijft houden, tot een stevig houvast voor ons gehele menselijke bestaan. Als wij door allerlei gebeurtenissen aan onszelf en aan de betekenis van ons leven zouden gaan twijfelen, dan zal deze blik van Christus, het besef van die liefde die sterker is dan elk kwaad en elke verwoesting, ons in staat stellen te overleven.
Ik wens dan ook van harte, dat ook jullie datgene mogen ervaren, wat de jonge man in het Evangelie heeft ondervonden: "Jezus keek hem liefdevol aan. "